Het offeren aan de muze
De beminnelijke essays van James Brockway
De bittere laurier Essays door James Broekway Uitgever: Bzztôh, 162 p., f 29,50
Peter de Boer
Engelsman James Brockway toont zich in De bittere laurier een beminnelijk essayist. Verbazingwekkend is dit niet, want Brockway schrijft uitsluitend over ‘beroemdheden’ en ‘genieën’ die hij hogelijk bewondert, te weten: Charles Dickens, Oscar Wilde, George Orwell, Malcolm Lowry, Dylan Thomas en Brendan Behan.
In zijn inleiding tracht Brockway deze ‘motley crew’ onder één noemer te brengen. Bij alle verschillen ziet hij één ‘zeer opvallende’ overeenkomst, namelijk ‘dat ieder (van hen) door zijn kunstzinnige gaven achtervolgd werd. Ze werden allen slachtoffers van hun Muze(...), en dit verklaart vóór alles waarom zij allen vroegtijdig zijn gestorven. Alle zes hebben in feite zelfmoord gepleegd.’ Ik vind dit een mooie, romantische visie en geef ook grif toe dat de bladeren van de lauwerkrans velen bitter hebben gesmaakt. Maar er is wel het een en ander op aan te merken. ‘In feite’ hebben deze zes dus géén zelfmoord gepleegd, uitgezonderd wellicht Malcolm Lowry. Hooguit zou je van een ‘zelfmoord op termijn’ kunnen spreken, maar die term doet aan de eigenlijke zelfmoord geen recht. Kunnen we het er niet op houden dat de zes zich hebben ‘kapotgeleefd’? Dickens en Orwell waren workaholics: zij hebben zich doodgewerkt; Lowrey, Thomas en Behan waren alcoholics: zij dronken zich dood. Oscar Wilde is een geval apart: in zekere zin heeft hij zich ‘doodgeëxhibitioneerd’. Zijn ijdelheid en hang naar het martelaarschap waren zo groot dat hij weigerde om na de geruchtmakende processen over zijn verhouding met Lord Alfred Douglas te vluchten. De onterende opsluiting in Reading Gaol heeft uiteindelijk zijn krachten gesloopt.
Ik zie ook niet in waarom dit sextet zo nodig als ‘slachtoffers van hun Muze’ moet worden opgevoerd. Brockway zelf toont in zijn ten dele sterk psychologiserende essays zo vernuftig aan dat het niet zozeer de Muze, als wel het leven is geweest dat Dickens c.s. vroegtijdig de dood heeft ingedreven. Dickens werkdrift bijvoorbeeld wordt door Brockway direct teruggevoerd op twee traumatische gebeurtenissen uit diens jeugd: de gevangenschap van zijn vader (wegens schulden), en het afwijzen van Dickens als geliefde door de bankiersdochter Maria Beadnell. Was Dickens geen schrijver geweest, maar bijvoorbeeld bankemployé, dan zouden zijn trauma's hem evenmin met rust gelaten hebben. Hetzelfde geldt voor Lowry. Brockway laat een aantal narigheden de revue passeren: de jonge Lowry had een slechte band met zijn ouders, worstelde met onverwerkte homoerotische gevoelens, had een vriend die zelfmoord pleegde, enzovoort, alles bijeen genoeg om aannemelijk te maken dat Lowry, wanneer hij niet aan de muze geofferd had, óók door de hel en de mescaldampen zou zijn gegaan.
Het verband dat Brockway in zijn inleiding suggereert mag dan geforceerd zijn, maar op zichzelf beschouwd zijn zijn essays zeer lezenswaardig. Het zijn typische review-artikelen waarin biografie en werk met Britse onbevangenheid op elkaar zijn toegespitst. Brits is ook het gemak waarmee Brockway in een paar woorden de grote lijn weet te schetsen en vervolgens zonder enige schroom uitweidt over een of ander nauwelijks terzake detail. In deze pregnante omslachtigheid schuilt wel iets aantrekkelijks: zij brengt vaart en afwisseling in een verhaal dat je - zoals zo vaak bij review-artikelen - als lezer gedeeltelijk al kent. Last but not least krijg je na lezing van Brockways essays onmiddellijk de neiging om je (weer) in het werk van de behandelde auteurs te verdiepen; dat is een afgezaagd maar niettemin gemeend compliment.
■
Uit: 1 '2 Optical Works, een getekend boek van Ronald Sips, in een oplage van 40 exemplaren, te bestellen bij: Ronald Sips, Tulpstraat 2 7555 BT Hengelo