Salon
Hoe kreeg ze het voor elkaar? Wel was Parijs omstreeks 1830 ongeveer zo groot als Amsterdam nu (± 800.000 inwoners), en vormden de intellectuelen een kleine kring waarin de meesten elkaar kenden. Maar hoewel ze niet mooi was (wel had ze een mooie roze-witte teint, zegt Lesser), moet Mary bijzondere aantrekkelijkheden hebben bezeten, en dat ze Engelse was gaf haar in Franse ogen iets exotisch - het was de tijd waarin met Scott en Byron gedweept werd, en Shakespeare voor het eerst, voorzichtig, geïntroduceerd werd als iets heel nieuws. Om haar uiterlijk bekommerde ze zich niet erg (Guizot zei over haar dat ze dezelfde kapper had als zijn terrier). Ze had het geluk van een levendige geest en een onconventionele maar innemend, zelfbewuste manier van optreden, en het misschien nog wel grotere geluk dat die in Frankrijk naar waarde werd geschat.
Hoezeer het een zegen was om als vrouw in Frankrijk en niet in Engeland te wonen, besefte ze terdege. Ze schreef er zelfs een boek over, haar enige. Het verscheen in 1862, toen ze bijna zeventig was. Het was een biografie van Madame Récamier, met wie ze bevriend was geweest, en wier vermaarde salon voor haar het equivalent had betekend van wat nu een universitaire opleiding zou zijn. In feite was Mary's eigen salon een voortzetting van die van Jeanne Récamier, en het boek een hommage. Maar Mary Mohl schreef haar boek ook als een studie van de positie van vrouwen op het continent, met extra aandacht voor de twaalfde eeuw (‘toen de ridderlijkheid begon’), en de zeventiende eeuw (het tijdperk van de précieuses, ‘die Frankrijk tot op zekere hoogte zedelijk verbeterden’).
Mary Clarke Mohl, zelfportret, 1831
De positie van de Franse vrouw, betoogde ze, verschilde veel met die van de Engelse, tegenover wie minachting gebruikelijk was. Mary verduidelijkte haar standpunt in reacties op kritiek die ze kreeg van haar Engelse correspondenten, brieven die zijn opgenomen in dit boek. In Engeland, schrijft ze verontwaardigd, wordt de conversatie van vrouwen in het geheel niet op prijs gesteld, en erger nog, geheel genegeerd. De dochters tellen er niet als erfgenamen, en worden zo uitgeleverd aan de genade van hun broers en schoonzusters. Vrouwen zijn er niet handelingsbekwaam, ze hebben geen geld en ze hebben hun echtgenoten maar te gehoorzamen. Maar dan Frankrijk! ‘Er zijn natuurlijk uitzonderingen, maar de publieke opinie plaatst ze hier in een heel andere positie. Meer speciaal komt het in niemands hoofd op dat vrouwen geboren zouden zijn om kinderen groot te brengen en het manvolk te verzorgen.’
Toch zijn de minder betogende brieven natuurlijk leuker. De charme ervan is vooral gelegen in Mary's hoogstpersoonlijke, ongrammaticale stijl. Er zijn veel brieven aan de grote passie van haar leven: de eenentwintig jaar oudere Claude Fauriel. Het was een liefde die haar ongelukkig en wanhopig maakte, en bij tijden opstandig. Fauriel weigerde haar te trouwen, misschien omdat hij niet voldoende van haar hield, misschien omdat hij nauwelijks inkomsten had. Politieke omstandigheden verhinderden dat zijn buitengewone begaafdheden universitaire erkenning vonden; pas na de revolutie van 1830 werd hij hoogleraar in het Sanskriet aan de Sorbonne.
Heel aantrekkelijk in deze bescheiden maar effectieve keuze uit Mary's correspondentie en dagboek (aan het einde van de vorige eeuw en in het begin van deze eeuw verschenen al eerder collecties) zijn ook de brieven die Mary en haar correspondenten wisselden ten tijde van de vele revolutionaire gebeurtenissen waarvan ze ooggetuige was: de revolutie van 1830, die van 1848, het debâcle van het Tweede Keizerrijk, en de burgeroorlog die uitbrak tijdens de Commune van Parijs.
Om nog een reden is het een genoegen geïntroduceerd te worden in het leven van Mme Mohl. Ik tenminste vond het heel leerzaam om te zien hoe Mary haar onmiskenbare talent voor het onderhouden van gezelschap cultiveerde. Lesser noemt haar salonactiviteiten een ‘carrière’, daarmee aangevend dat Mary's aanpak alle kenmerken van professionalisme vertoonde, haar talent vergelijkend met dat waarover een huidige televisiepresentator moet beschikken. ‘Geschikte gasten werden zorgvuldig bij elkaar gezocht, gespreksonderwerpen voorbereid, de discussie bekwaam uitgelokt, zij die aan het begin van hun carrière stonden voorgesteld aan gevestigder personen, de beroemdheden van het ene land in contact gebracht met de beroemdheden uit een ander.’ Het heeft iets gemeen met alle andere chefs-d'oeuvre, schrijft Mary zelf ergens, als ze beschrijft hoe een slecht trekkende schoorsteen haar kamers vol rook had gezet, ‘een kleine toets van het toeval, een klein iets dat buiten het bereik van de kunst valt, geeft ze soms meer effect dan alle berekeningen en voorzorgen’. De laatste helft van haar leven werd er zeer gelukkig door, in een brief aan Mary Simpson heet het zelfs een keer: ‘Ik ben belachelijk en vulgair dol op leven.’ Ze noemt haar salon ‘nuttiger dan geld weggeven’. Ze kreeg er veel voor terug, het antwoord op de vraag die haar eerste levenshelft zo melancholiek maakte: ‘Hoe te leven.’
■