Provinciale wijkbibliotheek
De structuur van Meisje in de winter is inderdaad niet om over naar huis te schrijven. Eigenlijk lopen er twee geschiedenissen nogal plomp langs elkaar heen maar de stijl en de observaties van de jonge Larkin, die dit boek op vijfentwintig jarige leeftijd schreef (vlak na zijn Oxford-periode) zijn zo treffend, scherp, mild, ontroerend en noem maar op dat dit gebrek mij pas bij het schrijven van deze recensie opviel.
Het is een boek van een dichter, en een boek dat zich voor een groot deel in en rond een bibliotheek afspeelt en voor een ander groot deel in Engeland op z'n meest idyllisch, het graafschap Kent. Hoofdpersoon is een jonge vrouw, Katherine, die uit het buitenland afkomstig, gedurende de oorlogsjaren als een soort algemeen assistente in een provinciale wijkbibliotheek werkzaam is. Larkin, toen net zelf bibliothecaris, gebruikt de ogen van deze Katherine om het Engelse middle-class leven te bekijken. Er gaat een mild-ironische en tegelijkertijd droefgeestige werking uit van haar omgeving, van de lijzen en lorresnorren die haar collega's zijn.
Nog niet, als in zijn latere jaren soms, toegevend aan zijn neiging tot understatement, beschrijft Larkin op onspectaculaire maar zeer fijngevoelige wijze de betekenis van de onbeduidende taferelen en gebeurtenissen op een grauwe winterse dag voor de vreemdelinge, die al een paar jaar haar weg zoekt in een onbekende wereld, waarmee ze geen contact maakt.
In het morose bestaan van de middelmaat ondergaat zij haar ‘buitenlandse’ gevoelens van haat en liefde, die tenslotte op typisch Larkinse manier gedempt worden, ergens op het spanningsveld tussen afstand en betrokkenheid. Haat jegens de onbeschofte, koel-treiterende bibliotheekdictator Meneer Anstey die haar met ontslag dreigt, genegenheid voor het groezelige meisje-muisje Juffrouw Green, dat ze naar de tandarts begeleidt en met wie ze zowaar even menselijk contact lijkt te krijgen. Deze, op één dag plaatsgrijpende ‘gebeurtenissen’ omkaderen een lange middenepisode, waarin Katherines komst naar Engeland voorbereid wordt, een vakantie als jong meisje op uitnodiging van haar Engelse penvriend Robin.
Met vrijwel onpartijdige, en daardoor des te nauwkeuriger blik wordt het leven van de mistige werkelijkheid geobserveerd. Omdat de verhaalloop zo eenvoudig is, valt Larkins oog voor juiste details des te meer op. Bij hem heeft bijvoorbeeld het toevallig zien van ‘een bibliotheekboek met een breinaald als bladwijzer’, een speciaal effect. Het wordt niet nader toegelicht of uitgewerkt, er gaan geen sacrastische gevoelens overheen, maar het staat en ligt daar als een stilleven, dat alles opeens openbaart.