Herziening
Het garanderen van sociale grondrechten betekent dat een herverdelingsbeleid van primaire sociaal-economische goederen, zoals inkomen en vermogen, noodzakelijk is. Het eigendomsrecht heeft daarom lang niet meer zo'n absoluut karakter. Dit blijkt uit artikel 14, waarin alleen onteigening in het algemeen belang en schadeloosstelling zijn geregeld. Het eigendomsrecht als zodanig is niet meer erkend. Begrijpelijk, zo meent Meuwissen, want ‘de beperkingen waaraan eigendom, vooral van overheidszijde, is onderworpen, strekken zó ver dat het weinig zinvol meer lijkt het belang van de eigendom als zodanig sterk te benadrukken’. Maar dit betekent nog niet, schrijft Meuwissen, dat er van eigendom weinig of niets meer is overgebleven. Door al die regelingen en beperkingen ‘is zowel een rechtvaardiger verdeling als een adequatere uitoefening van de eigendom mogelijk’.
Naast de grondrechten in de Nederlandse grondwet en de wijsgerige fundering daarvan besteedt Meuwissen veel aandacht aan grondrechten in het internationaal recht. Hij bespreekt onder andere de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de VN, het Verdrag van Rome, waarop de EG is gebaseerd, en het Europees Sociaal Handvest. Tevens geeft hij aan op welke punten deze Nederlandse grondrechten afwijken. Een dergelijke bespreking is niet alleen van belang vanwege de volledigheid of om de Nederlandse grondrechten in een internationaal perspectief te plaatsen. Het punt is veel meer dat de rechter de Nederlandse wetgeving aan het internationaal recht kan toetsen. Dit is zeer opmerkelijk omdat de rechter niet de mogelijkheid heeft de Nederlandse wetgeving aan onze grondwet te toetsten. Jammer, want in het geval van de herziening van het stelsel van sociale zekerheid had dit een interessante case kunnen opleveren. De staatscommissie-Cals-Donner had een dergelijk toetsingsrecht aan de nationale grondwet wel in haar voorstellen opgenomen. Ook dit voorstel heeft de eindstreep niet gehaald. Meuwissen betreurt dit zeer. Hij meent dat de realisering van grondrechten niet alleen door de wetgever kan geschieden. Ook de rechter moet zijns inziens een rol spelen, omdat anders de rechtsbescherming onvolledig blijft. ‘Het ontbreken van dit toetsingsrecht is een ernstige lacune,’ betoogt Meuwissen. En daarom vindt hij dat ‘een grondwetsherziening op dit punt ernstig in overweging moet worden genomen’. Meuwissens studie is dus meer dan een heldere beschrijving van de grondrechten in de Nederlandse grondwet en in het internationaal recht. Hij kiest zowel juridisch als filosofisch duidelijk positie; dit maakt de taaie kost die het recht nu eenmaal is gemakkelijk verteerbaar.
■