Luie dilettant
Na Oxford leeft hij als dichter, onderhouden door zijn ouders in Londen en Parijs, toentertijd de intellectuele hoofdstad van de wereld. Hij publiceerde als hem dat lukte of als hem dat uitkwam, en bracht zijn tijd door converserend met vrienden en kennissen. Artikelen hoefde hij niet te schrijven want, ‘I was content to talk mine out to friends, who published them without acknowledgement’. Op aandrang evenwel van zijn vrienden, die hem als een luie dilettant begonnen te zien, publiceerde hij ook een roman. Acton geeft zelf toe dat het geen succes was.
Als de jaren dertig zijn aangebroken, verandert het boek van aard. Beschreef het tot nu toe het opgroeien van een kunstminnaar en dichter in de ‘Society’ van Florence, Oxford, Londen en Parijs, vanaf het inschepen naar Amerika in 1932 kunnen we spreken van een reisboek. Een genre dat ook beoefend werd door vrienden als Byron (Road to Oxiana) en Waugh (When the Going was Good).
Het uiteindelijke doel van de reis is China. Met dat land voelde hij van jongs af aan een bijna mystieke verwantschap; hij verwachtte er zijn levensvervulling te zullen vinden. Wat hij er vond was ‘happiness on earth’. Maar eerst bezocht hij de Verenigde Staten: ‘per non dormire”, the ancient motto of the Florentine Salimbeni seemed applicable to New York’. Via Hawaii ging hij naar Japan, waar hij weinig goede woorden voor over heeft. Met zijn voorliefde voor alles wat Chinees is, had hij natuurlijk weinig op met de Japanners (‘dwarf-bandits’) die van de zwakte van China gebruik maken om er grote happen uit te nemen. Hij ziet Japan als een ouverture van China, maar dan een beetje te veel van het goede: te veel goede smaak. Als hij uiteindelijk via Korea en Mantsjoerije, die beide onder Japans bewind staan, in China aankomt, vergelijkt hij zichzelf met Gibbon als deze voor het eerst Rome bezoekt: ‘intoxicated’. Alvorens zich in Peking te vestigen - hij ging pas weer naar Europa toen ‘Hitler's war’ onafwendbaar bleek te zijn, in 1939 - reisde hij eerst nog wat in de omgeving. Ook Nederlands Oost-Indië werd daarbij aangedaan, waarbij hij zich vooral voor het dansen op Bali en wajang-wajang op Java interesseerde. En passant viel hem op hoe schoon Java was: de Hollanders hadden hen tenminste geleerd dat ‘cleanliness is next to godliness’. Maar ook haalt hij Louis Couperus aan als deze in de Stille kracht waarschuwt voor de Javaanse haat jegens de Hollanders.
Zijn leven in Peking speelde zich in tegenstelling tot dat van de andere Europeanen, die het liefst meteen weer terug zouden gaan en alleen maar onderling contact hadden, te midden van de Chinezen af. Hij gaf Engelse literatuur aan de universiteit van Peking, kreeg tekenles van een Chinese prins (ook daar verkeerde hij in de hoogste kringen). De andere Engelsen keken er met een schuin oog naar; in hun oordeel was Acton ‘gone native’. Deze argwaan jegens de Einzelgänger, die niet is zo als zij zijn, maakte het Acton, toen hij eenmaal terug was in Engeland, bijna onmogelijk om dienst te nemen.