Grillig
Mevrouw M. Moscou-De Ruiter was een Indo-europese vrouw die met een joodse Belg was getrouwd. Haar man, vermoedelijk ook Indo-europeaan, moest naar het kamp Kesilir dat voor de heropvoeding van Indo's was bestemd. Hij moest daar leren zich Aziaat te voelen, voor een Indo met joodse voorouders en een Belgisch paspoort geen geringe opgave.
Mevrouw Moscou bleef buiten het kamp; het Japanse beleid ten aanzien van de Indo-vrouwen was grillig: in de ene stad werden ze geïnterneerd, in de andere weer niet. Mevrouw Moscou woonde in Malang (Oost-Java), gaf er lessen in typen en handelscorrespondentie en verdiende goed haar geld. Tot de Japanners kwamen en haar school sloten. Wat volgt is een erbarmelijk leven van nergens-bij-horen: niet bij de nationalistische ‘inlanders’, die ze vaak veracht - niet alleen op politieke gronden, maar op raciale gronden die toen zo gewoon waren - en niet bij een andere groep. Gemarteld door de Japanners, zoon in het kamp en later bij de verschrikkelijke Birmaspoorweg, verpauperd maar altijd handel drijvend, ziek en vermoeid tobt ze de oorlog door.
Ze schreef er het boek Vogelvrij over, en het is een interessant en heel oprecht geschreven documentaire, die helaas niet voorzien is van een inleiding. Wat zijn Nederlandse uitgevers toch gemakzuchtig! Wie niet thuis is in deze zaken begrijpt een heleboel details niet omdat hij niet weet wat de speciale betekenis was van Kesilir, omdat nergens wordt vermeld dat mevrouw Moscou Indo-europees is. Meer voorbeelden om aan te geven dat Vogelvrij niet zonder inleiding kan, zijn overbodig.
Over de term Indische Nederlander wordt onder deskundigen getwist. De een verstaat er mensen onder die wel Hollander van afkomst zijn, doch in Indië geboren, anderen gebruiken de term ook voor de zogeheten verindischte Nederlander die zich vele gebruiken en zegswijzen uit Indië eigen maakte; een derde groep reserveert het woord voor Indo-europeanen. Dat zijn mensen van gemengd Nederlands-Indonesische komaf, die zichzelf kortweg Indo's noemen. Over Indo's is in de Nederlandse literatuur buitengewoon neerbuigend, misprijzend en racistisch geschreven. Daar werd ook ‘wetenschappelijke’ ammunitie voor geleverd door geleerden van naam; de grote Steinmetz, grondlegger van de sociografie in Nederland, schreef over het verderfelijke van ‘rassenmenging’. Geen wonder dat allerlei mindere geesten net zo dachten.
Annemarie Cottaar en Wim Willems schreven een boekje: Indische Nederlanders, een onderzoek naar beeldvorming. Ze geven een kort overzicht van de geschiedenis van de Indo's in de kolonie, een theoretische verantwoording van hun literatuursociologische studie en dan volgt het echte werk: hoe beschreven roman-, toneel- en andere schrijvers de Indo's? Welnu, Indo-meisjes zijn altijd sensueel, olijfkleurig, slank en lenig, met broze enkels en polsen, donker haar, indrukwekkende ogen (gazelle- dan wel amandel associaties oproepend) en mooie witte tanden, maar deugen doen ze niet. Bij de jongens kan de tint verschillen van pikzwart tot zeer blank - de mate van blankheid is in een racistische samenleving - en dat was de kolonie - ongelooflijk belangrijk. Maar ook zij deugen niet. Daum, Walraven, Beb Vuyk, Székely-Lulofs, Du Perron, Tjalie Robinson, A.G. van der Hoogte, Breton de Nijs, Fabricius en vele anderen passeren de revue. Waar de literatuurkeuze op is gebaseerd, is niet helemaal helder. Klaar is wel dat bijna alleen Tjalie Robinson deugt, omdat alleen hij de Indo als individu beschreef. Aldus de auteurs, die daarmee in een wel erg wijd openstaande kuil vallen. Immers: als generaliseren niet mag, kan men überhaupt niet van een groep spreken, en is het beschrijven van een beeld van een groep zelfs niet meer toegestaan. Verbazingwekkend is niet dat mensen generaliseren - we kunnen niet anders, we spreken allemaal van Amsterdammers, de Amerikanen of de Indonesiërs - maar verbazingwekkend is het dat er over Indo's altijd zo negatief gegeneraliseerd werd. Methodologisch geen vlekkeloze studie dus, deze afstudeerscriptie die nu in boekvorm te koop is. Toch een goede aanwinst: veel studie is er op dit terrein niet.
Wie het beeld van de Indo in de literatuur compleet wil maken, zal op den duur ook het andere beeld moeten geven: hoe dacht de Indo over de Nederlander? Rob Nieuwenhuys lichtte in zijn biografie in Vrij Nederland (In de serie ‘De dag dat ik geboren werd’) een tipje van de sluier op: zijn Indo-grootouders hoopten maar dat hun dochter niet met zo'n Hollander zou trouwen, want ze wisten wel hoe die waren: grote lijven, rode koppen, veel drinkend en sprekend in grove woorden. Een generalisatie.