Pure alchemie
Christine Krafts Chinese spoorboekje
De roos van Julia door Christine Kraft Uitgever: Contact, 168 p., f 26,50
Eddy Mielen
‘Een roman of een essay? Verhalen of verhandelingen? De roos van Julia is in geen enkel genre in te delen: het bevindt zich in het niemandsland tussen de genres,’ aldus de uitgever. Dat is geen woord te veel en geen woord te weinig. Ik heb me er driemaal met welwillendheid doorheen geworsteld, maar ik moet de witte vlag hijsen. De achterflap suggereert al dat het om verschillende verhalen gaat, ‘soms twee op één bladzijde, verhalen die erin sluipen en weer verdwijnen’. Ze zouden ‘onderling verband’ houden, ‘maar ook nieuwe verbindingen met elkaar aangaan in het hoofd van de lezer, afhankelijk van hoe deze het leest: van voor naar achter? De linker of de rechterpagina?’ Ofschoon je het boek ook nog te hooi en te gras zou kunnen lezen, zo wordt gesteld, als was het poëzie. De schrijfster schreef ‘het basisboek’ en nu is het aan de lezer het te ‘herscheppen tot zijn eigen tekst’. Wie normaal begint op pagina 7 kan het verhaal (een schrijver die hardop denkend een sprookje in elkaar zet, zo van: nu hebben we voor de prinses ook nog een prins nodig die... enzovoort) aanvankelijk even volgen met de slalom van bladzij 7 naar 9, 11, 13 enzovoort, maar van p. 47 tot 143 zijn de bladzijden plots in dubbele, smalle krantekolommen verdeeld en wordt het lezen een hink-stap-sprong. Ik zou er niet te beroerd voor zijn als dat iets opleverde, maar het lijkt wel of Mellie Uyldert hoogstpersoonlijk aan het fornuis staat. Bijbelcitaten, ratatouilles tekst, flarden Goethe, Dante, Ovidius, er is geen touw aan vast te knopen. Een vormexperiment kan prima uitpakken, gezien het werk van Ivo Michiels of Jacq. Firmin Vogelaar en enkele verhaallijnen simultaan zijn eveneens mogelijk, getuige Menuet van Boon, maar hier is het pure alchemie. De roos van Julia (het is dat uit het motto de titel valt af te leiden)
lijkt nog het meest op een mislukt ‘schaeckbert’ (vierenzestig vakjes met in elk een versregel), het rederijkerkunstje van Matthijs de Castelein. Als een gotspe verstrekt de schrijfster in de verantwoording om haar ‘ongebreidelde citatiedrift’ traceerbaar te maken een lijst van geraadpleegde werken, alsof niet ieder weet dat Faust bij Goethe hoort en Tristan bij Isolde.
Lezen in dit boek (bladerend van voor naar achter en omgekeerd) heeft nog het meest weg van het in een Chinees spoorboekje opzoeken van de kortste verbinding tussen Peking en Shanghai.
■