Vrij Nederland. Boekenbijlage 1984
(1984)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
Lives of the poets door E.L. Doctorow Uitgever: Random House, 145 p., f49,95 Importeur: Van Ditmar
| |
Gecompliceerde gevoelensDe spanningen tussen de verschillende takken van de familie en de ironische kanten van het thema zijn behoedzaam aangezet en goed gedoseerd. Het verhaal, vol van de gecompliceerde gevoelens die een zoon voor zijn ouders heeft, is met zijn poëtische kracht een juweeltje in zijn soort. Dat geldt ook voor het tweede, The Water Works, al is dat van een heel ander genre. Dit bijzonder korte stukje - nog geen vier bladzijden - vergast ons op een reeks angstwekkende beelden. De verteller volgt een man met een baard naar een reservoir waaruit het lijk van een verdronken jongetje wordt gehaald, dat vervolgens vliegensvlug per paard en wagen naar de stad wordt gebracht. Het reservoir is een kille tombe waar het bulderende waterorkest ‘pounded up a mineral mist, like a fifth element, in whose sustenance there grew on the blackened stone face of the far wall a profusion of moss and slime’. Het uitvoerig geschreven verhaal is een oefening in Kafkaiaans expressionisme, maar meer dan een voorbeeld van stijlnabootsing alleen. In het volgende, Willi, gaat Doctorow weer op een ander genre over. Het is een met opzet puur Freudiaans verhaal: een oude man vertelt hoe hij zijn moeder betrapte met zijn onderwijzer. In zijn ontzetting verraadt de jongen zijn moeder aan zijn vader en is getuige van de wrede straf die zij moet ondergaan - een ervaring die hem zijn twee trauma's bezorgt. Hij hoort the shocking exciting sounds of her undoing, terrified but feeling undeniable arousal. Dit gebeurde, wordt ons verteld, in het Galicië van 1910: in die verloren wereld, dat vreselijke paradijs, dat de ziel van de moderne jood, de zoon van immigranten, achtervolgt. Hierna komen er drie minder bevredigende verhalen, waarin de sterk visuele | |
[pagina 21]
| |
momenten en rake beelden nooit meer worden dan de som van de delen. Dit zou kunnen komen doordat deze verhalen, in tegenstelling tot de eerste drie, niet in een voorbije, door de literatuur gewaarborgde ‘wereld’ verankerd zijn, maar in een ongevormd heden zwemmen dat, in het zwakste verhaal, The Leather Man, met opzet onsamenhangend en surrealistisch is gemaakt. Daar is Doctorows fantasie echter te ordelijk voor: hij mist de paniekerige, paranoïde intuïtie van William S. Burroughs of J.G. Ballard, met het gevolg dat hij ons niet in de stekelige psychische woestijn die hij wil oproepen, maar in volslagen verwarring achterlaat. | |
Algehele wanordeIn de novelle Lives of the Poets wordt de persoonlijke en algehele wanorde weer in een samenhangende context geplaatst. De verteller is de vijftigjarige schrijver Jonathan, die de subtiele voortekenen van zijn naderende aftakeling met gevoel voor ironie nauwgezet vastlegt en zich zorgen maakt om zijn huwelijk, zijn roeping en de toestand in de wereld. Hij is met roken gestopt en eet veel zemelen, maar dat helpt niet echt: het probleem is dat hij, zoals zovele Amerikaanse schrijvers van middelbare leeftijd, zijn seksuele potentie dreigt te verliezen en, vroeg of laat, zal sterven. Een schrijver moet tegenwoordig heel wat doen, wil hij mijn belangstelling voor zijn scheiding, zijn verloren vertrouwen in zijn vakmanschap, zijn pijntjes, chagrijntjes en zijn buikje wekken. Amerikaanse schrijvers, vooral joodse van het manlijk geslacht, hebben de neiging om hun midlife crisis als een probleem van kosmische afmetingen af te schilderen. Updike gaf in Bech is Back al een fraaie parodie van dit genre, als je het zo kunt noemen. Doctorow, die zo makkelijk van tong verwisselt, weet dat hij de zoveelste is die zich op dit vertrouwde terrein begeeft en laat ons in het ongewisse over de ernst van zijn bedoelingen. Hij bedient zich in dit verhaal van een luchtige babbelstijl met losjes geconstrueerde zinnen, zoals deze over Llewelyn, die Zen-monnik is geworden: ‘He sits up there in some drafty farmhouse with his legs crossed twenty hours a day, I mean they really meditate in those Zen retreats, there is absolutely no fucking around.’ Maar hij wil ons wel laten voelen hoe moeilijk Jonathan het heeft: ‘I call no one. I isolate myself, a man whose state of rest is inconsolability. I've got this stinging desolation in my eyes.’ Wat vervolgens ontkracht wordt met: ‘I've got this painful stitch in my kidney.’ Het verhaal is wrang en eerlijk gemeend, maar ik vond het te springerig, te vlot, niet leuk en niet triest genoeg, terwijl de maatschappelijke satire een beetje afgezaagd en de ironie te zwak is om ons echt te raken. Potentieel verschrikkelijke dingen, dagelijkse ellende en gruwels, worden merkwaardig knus gepresenteerd. Het leest bijna als een van die wekelijkse columns, die ons er aan moeten herinneren dat we met zijn allen toch maar in een rare wereld leven. Het sterkste punt van de novelle is de beschrijving van de stad, een universeel New York; Amerikaanse schrijvers hebben immers nog het in Europa al grotendeels verloren vertrouwen dat ze vanuit het centrum van de moderne ervaringswereld schrijven: zij hebben de ontzagwekkende stad van Dickens en Baudelaire geërfd. Als Jonathan vervreemdt van zijn roeping, de op de klippen lopende huwelijken beziend - waaronder ook het zijne - door de stad loopt, voelt hij dat ook de geopolitieke situatie op instorten staat. Het wemelt op straat van nieuwe vluchtelingen: Iraniërs, Vietnamezen, Haïtianen. Zij zijn, in tegenstelling tot de vluchtelingen van voorheen - de Ieren, de joden - naar Amerika gevlucht omdat ‘wij hun land onleefbaar hebben gemaakt’, en ‘ze hebben hun heetgebakerde politiek meegenomen’. Dit kan niet langer genegeerd worden. Het verhaal eindigt met een politieke daad die meer weg heeft van een wanhopige poging zich weer in de warme overtuiging van zijn jeugd te hijsen, dan van een openstaan voor de wereld. Als Jonathan een jonge arts in een kraakpand heeft horen vertellen over een guerilla-oorlog ergens in Midden-Amerika tegen de CIA, laat hij ten slotte een heel vluchtelingengezin kamperen in de flat die hij heeft genomen om te schrijven, en misschien ook van zijn vrouw los te komen. Lives of the Poets is een ijlende overpeinzing, minder universeel dan de bedoeling was, maar helemaal van deze tijd, bijna even onbevredigend als stimulerend, en nauwelijks een hechtere artistieke eenheid dan het hele interessante, ongelijkmatige boek. ■ |
|