Weg met de werkelijkheid
Ten Braven
Het is met de werken van Ger Verrips een eigenaardig geval. Hij publiceert noest de ene roman na de andere en schrijft er in zijn vrije tijd nog wat toneel en filmscenario's tussendoor. Van zijn roman Natalie verscheen net een tweede druk, dus verkocht wordt hij ook nog; toch verwacht je zijn oeuvre niet gauw op de bestsellerlijsten en echt razend enthousiaste Verrip-adepten kom je maar zelden tegen.
Toch kan de man schrijven, daar ligt het niet aan. De gesprekken in zijn boeken lezen lekker weg, zonder dat je telkens hoeft terug te rekenen wie er aan het woord is. De constructie van zijn plots is uitgesproken handig en toch roepen zijn romans niet gauw de verhoopte rilling langs de nekwervels op...
Ik geloof dat ik weet waar het aan ligt. Verrips neemt het schrijven van een boek veel te serieus. Neem nu eens zijn roman De blauwe bruid van 1983: de schrijver heeft daarvoor ongetwijfeld een geduchte kaartenbak met ‘materiaal’ aangesproken: er wordt uit minstens twaalf met name genoemde auteurs geciteerd, meestal met geheel in het buitenlands gestelde aanhalingen van enkele alinea's lang; verschillende grote Europese steden worden in het boek afgereisd en politieke conflicten op partijniveau en op wereldschaal krijgen uitvoerige aandacht.
Het lijkt warempel wel of Verrips zich persoonlijk de ideeën van Ton Anbeek heeft aangetrokken: die woonde eens een tijdje in Amerika ter voorbereiding van zijn professoraat te Leiden en vertelde na terugkomst in De Gids dat de Nederlandse roman niet genoeg ‘straatrumoer’ bevatte, oftewel dat de Amerikaanse romanschrijver zich zo veel duidelijker rekenschap gaf van de wereld waarin hij leefde.
Welnu, Verrips kan niet verweten worden dat hij onvoldoende buitenwereld in zijn romans doet. Alleen: dat werkt nu juist averechts, want wat zegt de tweede Hoofdwet van Ten Braven (ook wel de mimesis-wet genoemd)? Dit: ‘Hoe meer een literair werk verwijst, hoe minder het betekent.’ Een kind zou zo'n wet kunnen bedenken, als zij niet zo diepzinnig was. Laat ik haar met een eenvoudig, fictief voorbeeld illustreren: Gaat een roman over een brave borst die niettemin vindt dat hij in zijn leven tekortschiet, dan voelt nagenoeg iedereen zich door dat boek aangesproken; maar laat die man leraar zijn aan het Goois Lyceum te Baarn in de jaren dertig en de reikwijdte van de tekst schrompelt ineen. Aristoteles gaf zich daar trouwens al rekenschap van en achtte het terecht een voordeel van de literatuur dat die zich niet aan de feiten hoefde te houden, zoals een historisch werk. Daardoor kan de literatuur naar algemene waarheden verwijzen, vond Aristoteles; maar dit terzijde.
Trouwens los van dit verzonnen geval uit de Gooistreek, kunnen ook echt bestaande voorbeelden bedoelde wet verduidelijken. De Nederlandse historische roman uit de vorige eeuw is veelal niet te pruimen, omdat Greetje Toussaint zich ontzettend veel moeite gaf alles geschiedkundig haarfijn te documenteren: er slopen hele hoofdstukken uit de historische werkelijkheid haar romans binnen. De schrijvers van historische romans uit onze eigen eeuw (Vestdijk, Haasse en Mulisch bijvoorbeeld) kijken wel mooi uit. Zij neuzen net voldoende in de feiten rond om niet te veel onzin op te schrijven en hanteren overigens de geschiedenis gewoon als een boeiend decor waarin ze hun eigen verzonnen figuren laten rondwandelen, die ons daarom des te meer te zeggen hebben. Of, om met Multatuli te spreken: Saïdjah en Adinda hebben nooit bestaan, maar wel duizenden Saïdjahs en Adinda's.
Met De blauwe bruid van Verrips is iets soortgelijks aan de hand. Zijn hoofdpersoon heeft problemen. So far so good. Maar die problemen heeft hij met een politieke partij in ons land die met name wordt genoemd. Zo wordt het blikveld van de roman al angstaanjagend ingeperkt. En als die partij dan bovendien nog de CPN is en de problemen betreffen de aldaar heerstende stalinistische kadaverdiscipline in de jaren zestig, dan moet je wel over het schrijftalent van een halfgod beschikken om meer dan tien lezers warm te laten lopen. Dat Verrips' boek inderdaad nog leesbaar blijft is dan ook niet minder dan een (half) godswonder.
Nu is het interssante dat Verrips zich deze dingen ook lijkt te realiseren, want dezelfde Jos die zich in De blauwe bruid uit de CPN laat zetten, komen we opieuw tegen in de roman Witte gezichten; maar daar is hij een journalist die door allerhande machinaties uit de redactie van een krant verwijderd dreigt te worden. Hetzelfde conflict met dezelfde menselijke narigheid, maar zonder dat er de naam van enige krant (laat staan De Waarheid) wordt genoemd, of enig concreet straatrumoer wordt opgerakeld. En prompt beginnen de problemen van loyaliteit versus verraad, van geborgenheid en plotseling uitstoting voor iedereen invoelbaar te leven.
Die gelukkige distantie van de feiten begint te lijken op wat een door de wol geverfde schrijver als Mulisch met de historische werkelijkheid doet, zoals hij naar aanleiding van De Aanslag aan deze krant vertelde: ‘Dat ik echt onderzoek heb gedaan, kan ik niet zeggen. Maar ik heb wat gebladerd hier en daar.’
Zo is het. De literatuur begint pas waar de feiten het zwijgen wordt opgelegd.