| |
| |
| |
De Beste Boeken van 1984
Rudy Kousbroek
Bij de boeken die ik dit jaar heb gelezen zijn er twee die mij bijzonder hebben aangegrepen. Een daarvan is Last Waltz in Vienna van George Clare (Pan Books, f13,60); het beschrijft, zoals de titel niet doet vermoeden, de ondergang van een joodse familie in de Tweede Wereldoorlog. Ik ontkom er niet aan de eenvoud en authenticiteit van dit verschrikkelijke relaas te vergelijken met de onwaarachtigheid van een boek als Empire of the Sun van J.G. Ballard (Gollancz, f48,50) - dat, het kon niet missen, in The Observer door verschillende mensen genoemd wordt als Book of the Year, met tot wanhoop stemmende toelichtingen als ‘which makes other stories we've told ourselves about the last war pale by comparison’. Dit maakt duidelijk hoe irrelevant al die discussies over de ‘vrijheid van de romanschrijver’ zijn met betrekking tot een dergelijk boek.
Het tweede van de eerder bedoelde boeken is Een kwestie van macht, door Anthony van Kampen (Unieboek/Holkema & Warendorf, 3de druk 1977), dat ik door een samenloop van omstandigheden niet eerder had gelezen. Ik heb er letterlijk van wakker gelegen: iedere ex-geïnterneerde zou dit moeten lezen. Hoogste tijd voor een herdruk.
Andere titels: The Unbearable Lightness of Being, van Milan Kundera (Faber and Faber, f49,70) Flaubert's Parrot, van Julian Barnes (Cape, f46,15), Enfance, van Nathalie Sarraute (Gallimard, f36,25). Ik houd Sarraute voor een groter schrijfster dan de vooral in Nederland nogal overschatte Marguérite Yourcenar.
De belangrijkste biografie van het jaar is wat mij betreft die van Alan Turing, door Andrew Hodges (Burnett Books, f92, -). Verdere non-fictie: de briefwisseling tussen L.E.J. Brouwer en Adama van Scheltema: Droeve snaar, vriend van mij (De Arbeiderspers, f26,50), Order & Surprise van Martin Gardner (Oxford UP, f39,35), De weg van de wetenschap door S.E. Luria (Meulenhoff, f39,50).
En, bij wijze van toegift, The Hog Book, door William Hedgepeth, afgeprijsd verkrijgbaar bij De Slegte (Doubleday, 1978); een onmisbaar boek voor iedereen die van varkens houdt.
| |
Rob Schouten
Kwam volgens uitgever in 1983 uit, maar heugt en verheugt mij van het afgelopen jaar: Vallende ouders/(Querido, f45, -) van A.F.Th. van der Heijden, het eerste deel van trilogie De tandeloze tijd. Niet alleen heeft deze schrijver zijn eigen veelbelovende maar mogelijk tot maniërisme voerende debuut sterk overleefd met een zowel levensecht als knap geconstrueerd boek, hij is ook bezig de eerste echte generatieromancyclus over de jaren zestig en zeventig te schrijven. Ik hoop dat ik hem volgend jaar weer mag noemen. Sterkste indruk uit het poëzieaanbod van dit jaar maakten een buitenlands en een lang geleden geschreven oeuvre: de bundel Rich (Faber and Faber, f16,50) van Craig Raine, rijk aan prachtige beelden, en Gedichten (Bert Bakker, f34,50) van J.P. Guépin, (onderschat) dichter van verzen die veel tegendraadser en demonstratiever zijn dan ik vroeger dacht, en nog geestig (van melig tot verfijnd ironisch) ook.
Tot besluit twee dikke essayachtige boeken, van A.L. Rowse Homosexuelen in de geschiedenis (De Arbeiderspers, f49,50) superieur geschreven opstellen over geniale en opvallende nichten door de eeuwen heen, voor alle geslachten en gezindten, en Het Modernisme (De Arbeiderspers, f44,50) van Fokkema en Ibsch, helaas affreus verpakt (totaal verwetenschappelijkt, versluierend taalgebruik) maar met een coherente visie op een van de interessantste, minst in kaart gebrachte periodes uit de literatuurgeschiedenis, het interbellum.
| |
Cyrille Offermans
Vier titels van belang in willekeurige volgorde:
Alain Corbain, Le Miasme et la Jonquille (waarvan ik de door Wagenbach fraai uitgegeven Duitse vertaling las): een schitterende cultuurgeschiedenis van de hygiëne, die zich - ofschoon hoogst serieus van opzet - laat lezen als een satire.
Breyten Breytenbach, De ware beketenissen van een witte terrorist (Van Gennep, f39,50): door al die interviews denkt menigeen vermoedelijk dat hij dit formidabele boek al gelezen heeft; dat is dan een vergissing. Het boek is onder meer een literaire studie over macht, over machtswellust, over onalledaags racisme en over de kunst van het overleven in onbeschrijflijke, maar door Breytenbach niettemin gedetailleerd beschreven omstandigheden.
Umberto Eco, In de naam van de roos (Bert Bakker, f39,90): het bewijs dat een bestseller toch van superieure kwaliteit kan zijn.
J. Bernlef, Hersenschimmen (Querido, f29,90): de beste Nederlandse roman van dit jaar. En toch niet zo veel beter dan de andere romans die Bernlef de laatste tien jaar schreef!
| |
Willem Jan Otten
Dit jaar heb ik een nieuwe manier van lezen ontdekt: kokend lezen. Tweemaal per week verslind ik nu het Groot Indonesich Kookboek van Beb Vuyk, wier Verzameld Werk ik ook ben gaan lezen. Roland Barthes' Sade, Fourier, Loyola (De Arbeiderspers, f34,50) heeft me geleerd iets welgemutster te zijn zodra de pornografische zucht me bekruipt. Kousbroeks Het meer der herinnering (Meulenhoff, f24,50) zal me onder meer bijblijven vanwege de zin: ‘De wens om weer “gezond” te zijn is de ziekte zelf.’ Voorname ontdekking: Vergilius als psycholoog, dank zij de fantastische nieuwe vertaling van Robert Fitzgerald, The Aeneid. Vruchtbaarste herlezing: Eugenio Montale, in de nieuwe Nederlandse vertalingen De roos in de kermistent (Kwadraat, f34,50) Meeslepende lectuur: De spiegel van de zonnegodin (De Arbeiderspers, f39,50) Ian Buruma. Tijdens lezing wat verduisterend, maar met terugwerkende kracht steeds mooier: Grensovergang Oestiloeg (De Bezige Bij, f29,50) van J. Ritzerfeld.
Umberto Eco
hans van den bogaard
| |
Peter de Boer
Drie pieken dit jaar. 1 Het vierde deel van Hans Warrens Geheim dagboek (Bert Bakker, f29,80) een voor Nederland uniek journaal, openhartig en enerverend. 2. Jeroen Brouwers, Winterlicht (De Arbeiderspers, f34,50) een fascinerend vlechtwerk van droom, fictie en werkelijkheid, ietwat Dostojevskiaans van sfeer. Alleen Brouwers kan zo schrijven: gekunsteld én uit het leven gegrepen. 3. De psychiater (De Arbeiderspers, f29,50) prachtige verhalen van de negentiende-eeuwse (!) Braziliaanse schrijver Machado de Assis, vertaald door August Willemsen. De humoristische gruwellogica van de titelnovelle is om nooit te vergeten.
De poëzie: redelijke bundels te over, maar wie verrast eens met iets nieuws? Eén bundel laat mij niet los: Natuurlijk evenwicht van Ad Zuiderent (De Arbeiderspers, f26,50), poëzie die het streven naar evenwicht voorop stelt maar ‘gedragen’ wordt door een onderstroom van romantische tegendraadsheid.
Geen piekervaring, wél een bron van ouderwets leesplezier was voor mij de Spiegel van de Duitse poëzie (Meulenhoff, f45, -), een representatieve, twaalf eeuwen omvattende bloemlezing waar je telkens weer naar grijpt.
| |
Jan Meyers
Boek der omzwervingen door Konstantin Paustovskij (Nederlandse uitgave 1984) (De Arbeiderspers, 5 delen, f40, - per deel). Een onvergetelijk boek door het maximale effect van het minimale woordgebruik, de meeslepende natuurbeschrijvingen en de warmhartige uitbeelding van al die gewone en rare, maar altijd bijzondere mensen, zoals bijvoorbeeld vader Pjotr, de pope die na Jezus Christus en de kerkvaders vooral de bolsjewieken eert.
Empire of the Sun door J.G. Ballard (Gollancz, f48,60). Door de ogen van de jongen Jim wordt de paradox van mens en oorlog tot in zijn diepste verschrikking blootgelegd. Een menselijker uitbeelding van zoveel onmenselijkheid is moeilijk denkbaar.
De oorveeg door Willem Brakman (Querido, f32,50). Het duivelse spel van woorden en beelden slingert je voortdurend heen en weer tussen verbijstering en verrukking en die Schadenfreude-humor maakte dat ik steeds in mijn vuistje zat te lachen.
| |
Jan Fontijn
Het jaar begon voor mij veelbelovend met De slag om de Blauwbrug (Querido, f22,50) en Vallende ouders (Querido, f45, -), de eerste delen van de ambitieuze trilogie De tandeloze tijd van A.F.Th. van der Heijden. Een moedige poging een ‘Bildungsroman’ te schrijven en de atmosfeer van de jaren zeventig vast te leggen. De boeken zijn geschreven in een pakkende stijl met vele goede dialogen, waardoor je in één adem 'n dikke pil als Vallende ouders uitleest. Wat ik zo bijzonder vind is de rijkdom aan details, waarmee de werkelijkheid wordt opgeroepen. Eenzelfde rijkdom treft men aan in een andere generatieroman: Bij nader inzien van J.J. Voskuil. Ik heb deze dikke, boeiende roman in twee delen (ongeveer 1200 pagina's) uit 1963 met het grootste plezier herlezen. Jammer toch dat er geen vervolg op verschenen is! De roman beschrijft een generatie studenten Nederlands tussen 1946 en 1953 in Amsterdam met grote zorgvuldigheid: eindeloze gesprekken en geouwehoer over vriendschap, liefde, de verhouding literatuurleven, intelligentie, politiek en studie. Dat was me nog eens een debuut! Vergeljk dat met de debuten van dit jaar. Daarvan is bij mij weinig blijven hangen. Een grote uitzondering hierop is Nathan Sid (Meulenhoff, f15, -) van Adriaan van Dis. Zuiver van toon en erg ontroerend. Verplichte lectuur voor debutanten zouden de brieven van Flaubert moeten zijn. En dat niet alleen om zijn stijl maar ook om de ernst waarmee hij het ambacht van het schrijven beoefent. Zie daarvoor zijn brieven aan zijn minnares Louise Colet, verschenen bij De Arbeiderspers onder de titel De kluizenaar en zijn muze (f49,50) in de voortreffelijke serie Privé-domein.
| |
Wil Rouleaux
1. De Hermann Bahr-biografie onder de titel Der Mann von Übermorgen, geschreven door de Amerikaanse germanist
| |
| |
Donald G. Daviau. Bahr (1863-1934) was de grondlegger en theoreticus van Jung-Wien, de groep rond Schnitzler, Altenberg, Hofmannsthal (Österreichischer Bundesverlag, f58, -).
2. Erich Hellers essaybundel Im Zeitalter der Prosa, over onder anderen Thomas Mann, Rilke, Nietzsche (Suhrkamp, f40, -).
3. Dominique Fernandez' Le banquet des anges. Een zeer spirituele studie annex reisgids over Europese baroksteden als Rome, Salzburg, Wenen en Praag (Plon, f41,60).
Verder wil ik nog twee boeken noemen die onlangs in vertaling verschenen. Het eerste betreft de schitterende essays van Canetti onder de titel Het geweten der woorden (De Arbeiderspers f42,50). Het andere betreft Ingeborg Bachmanns Het dertigste jaar, een verhalenbundel die ik van Europees niveau durf te noemen. Wie het verhaal ‘Alles’ uit de bundel kent zal me gelijk geven (Manteau, f24,50).
| |
Henk Romijn Meijer
Elizabeth Bishops The Collected Prose (Hogarth Press, f64,95) verhalen en herinneringen van een groot schrijfster die in haar ‘A Memoir of Marianne Moore’ een unieke hulde brengt aan de excentrieke dichteres. Jean Rhys' Letters 1931-1966 (André Deutsch, f57,25) is een waardige, bitterzoete aanvulling op het werk van de schrijfster. Erg veel plezier heb ik beleefd aan John Lincoln Colliers gewetensvolle en in de grond trieste biografie van Louis Armstrong (Louis Armstrong: an American Genius Oxford University Press, ± f80, -). Ook Françoise Sagans Avec mon meilleur souvenir (Gallinard, f34,80) bevat een doorleefd portret van een van de groten van de jazz: Billie Holiday, en verder, prachtig geschreven pleidooien voor gokken en snelle auto's. Alison Luries spitsvondige Foreign Affairs (Random House, f63,25) was voor mij de beste roman van het jaar en de grootste bezienswaardigheid van het jaar is zeker de schitterende facsimile-uitgave van Orwells Nineteen Eighty-Four (De Arbeiderspers, f145, -).
| |
Christien Brinkgreve
Dit jaar weer veel te weinig gelezen, en de keuze van de favoriete boeken toont weer het toeval en de beperkingen van de vakantiekoffer. Zeer mooi vond ik Kinderjaren (Bzztôh, f16,90) van Jona Oberski, een beschrijving van de oorlog vanuit de beleving van een klein joods jongetje. Een geheel andere bewerking van herinneringen biedt Rudy Kousbroek in Het meer der herinnering (Meulenhoff, f24,50). Nog altijd de ratio zelve voert hij ons nu mee naar verre werelden van dromen, curiosa en herinneringen, en verheldert zo iets van de kleur van het verleden. Ook in Janet Malcolms In the Freud Archives (Cape, f46,80) gaat het om een verleden - de ware geschiedenis van Freud en de psychoanalyse - maar dan om de intrigerende strijd die gevoerd wordt om de toegang en het gebruik van deze archieven. Geschreven vanuit een grote kennis van zaken, distantie en toch ook betrokkenheid bij de hoofdfiguren in het drama, kortom topjournalistiek.
| |
Maarten Steenmeijer
Latijns-Amerikaanse schrijvers schuwen het grote woord niet. Dat is hun grandeur en hun misère. Hier gaat het alleen over de grandeur.
Octavio Paz' poëziestudie De boog en de lier (Meulenhoff, f39,50) mag niemand die het woord liefheeft zich ontzeggen. De Braziliaan Machado de Assis heeft zich dank zij de bezieling van August Willemsen met de roman Quincas Borba (De Arbeiderspers, f32,50) en de verhalenbundel De psychiater (f29,50) in 1984 definitief in Nederland gevestigd. Vargas Llosa's De oorlog van het einde van de wereld (Meulenhoff, 2 delen, f34,50, f29,50) is niet zijn grootste werk (dat is Het groene huis), maar hij toont zich in deze lijvige roman nog steeds een innemende, bewogen auteur. Ondertussen ligt zijn enkele maanden geleden verschenen roman La historia de Mayta alweer te popelen om vertaald te worden. Jorge Luis Borges, ten slotte, legt in Het geheimschrift (gedichten) een opvallend grote belangstelling voor religie aan de dag. (De Bezige Bij, f35,25)
Verheugend is het dat er nog steeds ruimte blijkt te zijn voor nieuwe schrijvers. Nieuwsgierig makende debuten zijn Geen tranen geen vergeten van Osvaldo Soriano (In de Knipscheer, f23,50), De revolutie op de fiets van Mempo Giardinelli (Het Wereldvenster, f29,50) en De dode meisjes van Jorge Ibargüengoitia. (Sijthoff, f24,50)
A.Th.F. van der Heijden
eddy de jongh
En de Spaanse literatuur? Daar is het afgelopen jaar nauwelijks een letter van in Nederlandse vertaling verschenen. Penguin daarentegen heeft de moed gehad om de achthonderd pagina's van La Regenta van Leopoldo Alas (Clarin) in het Engels uit te geven, wat mij betreft de modernste Spaanse roman uit de negentiende eeuw.
In Spanje is eindelijk het kale, huiveringwekkende dromenboek van Fernando Arrabal in de oorspronkelijke versie verschenen: La piedra de la locura (in 1963 voor het eerst gepubliceerd onder de titel La pierre de la folie).
| |
Bart Tromp
Zeer oude boeken mogen, geloof ik, niet, anders zou op mijn lijstje prijken: Aurelius Augustinus: De stad van God (Ambo-Athenaeum-Polak & Van Gennep, f125, -). Dit jaar drie prachtige boeken van eigen grond. Allereerst: Hans Achterhuis, Arbeid, een eigenaardig medicijn (Ambo, f29,50) even onevenwichtig als origineel; een boek waarmee de auteur zijn reputatie als een van de uiterst zeldzame mensen aan de linkerzijde die nog durven (en kunnen) denken bevestigt. In de tweede plaats: G. Manenschijn, Burgerlijke ongehoorzaamheid (Ten Have, f25, -), de beste Nederlandse verhandeling over politieke theorie sinds Van Gunsterens The Quest for Control. Voor het eerst in lange tijd kon ik ook genieten van Nederlandse romankunst: Van der Heijdens De slag om de Blauwbrug en Vallende ouders (Querido, f29,50 en f45, -). De tweede editie van Art and its Objects (Cambridge University Press) door Richard Wollheim is naar mijn bescheiden mening het beste boek over de theorie van de kunst dat er nu bestaat. Ik zou niet willen beweren dat Michael Howards essaybundel The Causes of War (Unwin Paperbacks) het definitieve werk op dit terrein is, maar ik heb het wél gelezen als een reiziger door de Gobi van vredespamfletten die in een oase arriveert. De bundeling van stukken in Renate Rubinsteins Naar de bliksem? Ik niet (Meulenhoff, f26,50) toont niet alleen aan dat het in boekvorm verzamelde geheel meer is dan de in Vrij Nederland verschenen delen, maar ook dat zij als geen ander in ons taalgebied vermag te schrijven in de eerste persoon enkelvoud. Tenslotte moet ik bekennen dat mijn vooroordelen tegen het succes van De naam van de roos (Bert Bakker, f45, -) (Diverse
uitgaven en vertalingen), volstrekt onterecht zijn gebleken. Een schitterend boek! Wat ik niet begrijp is het enthousiasme van lezers die tevoren geen enkel oor hebben gehad voor de filosofische stellingen van William van Ockam en Thomas van Aquino.
| |
Renate Rubinstein
1. Milan Kundera, The Unbearable Lightness of Being (Faber and Faber, f49,70)
2. Remco Campert, Wie doet de koningin? (De Bezige Bij, f19,50)
3. Kees van Kooten, Hedonia (De Bezige Bij, f22,50)
| |
Carel Peeters
Eigenlijk ben ik jaren gestraft voor een stommiteit: jaren geleden raadde iemand mij een Engelse vertaling aan van The Psychiatrist and other stories van Machado de Assis. Om mij nu onbekende reden kwam ik er niet toe om het te lezen. De Arbeiderspers heeft nu drie boeken van De Assis uitgegeven in vertalingen van August Willemsen, zodat ik nu weet wat ik mijzelf heb aangedaan: Posthume herinneringen van Brás Cubas, Quincas Borba en De psychiater (verhalen). Als er een wereld bestaat, dan is dit van wereldklasse. De twee boeken van Rudy Kousbroek die dit jaar verschenen waren weer een groot genoegen: Het meer der herinnering en De logologische ruimte (Meulenhoff, resp. f24,50 en f29,50), evenals Hedonia van Kees van Kooten (De Bezige Bij, f22,50). Veelbelovend vond ik Marja Brouwers Havinck (De Arbeiderspers f27,50) en Thomas Rosenboom De mensen thuis (Querido, f29,50) De catalogus van de Bonnard-tentoonstelling in het Centre Pompidou is nog steeds binnen handbereik. De schitterende biografie over de negentiende-eeuwse Engelse criticus William Hazlitt: The Mind of a Critic in een onuitputtelijke bron (Oxford University Press, f99,65). Een fascinerende studie vond ik The Art of Describing (John Murray, f120,50) omdat het een verrassende kijk op de schilderkunst in de zeventiende eeuw geeft, hoe speculatief ook. En, niet de vergeten: Winterlicht van Jeroen Brouwers (De Arbeiderspers, f34,50) en het kleintje Nathan Sid van Adriaan van Dis (Meulenhof, f15, -).
| |
Diny Schouten
‘Sir, the biographical part of literature is what I loved most.’ Dit citaat (uit Boswell, Life of Johnson) gebruikte P.J. Buijnsters als motto voor zijn dit jaar verschenen biografie van de dames Wolff & Deken (Martinus Nijhoff, f62,50). Ook van toepassing op de intieme geschriften die ik dit jaar het mooist vond:
Rudy Kousbroek
chris van houts
Gustave Flaubert, De kluizenaar en zijn muze. Brieven aan Louis Colet (De Arbeiderspers, Privé-Domein, f48,50).
Maarten 't Hart, Het roer kan nog zesmaal om (De Arbeiderspers, Privé-Domein, f34,50).
Rudy Kousbroek, Het meer der herinnering, Anathema's 5 (Meulenhoff, f24,50).
Hella Haasse en S.W. Jackman, Een vreemdelinge in Den Haag. Uit de brieven van Koningin Sophie der Nederlanden aan Lady Malet (Sijthoff, f34,50).
Ethel Portnoy, Vluchten (Meulenhoff, f24,50).
| |
Eddy Mielen
Boeken die er in 1984 bovenuit staken? Je bent al gauw geneigd het laatste boek dat je gelezen hebt - het fraaie Hedonia (De Bezige Bij, f22,50) van Kees van Kooten - helemaal bovenaan te zetten. Het is een van de betere verhalen van dit jaar, omdat stilistisch genieten ook wat wil, maar meer indruk lieten na: De laatste deur (De Arbeiderspers, f52,50) van Jeroen Brouwers, zijn fenomenale solidariteitsbetuiging met schrijvers die voor de dood kozen, als een vervolg daarop Winterlicht (De Arbeiderspers, f34,50), ondanks de barokke taal en te openlijke symboliek weet Brouwers je te laten houden van die vergeten auteur Voorlandt. Hersenschimmen (Querido, f29,50) van J. Bernlef, omdat hier taal en herinnering zo knap als metafoor van het leven worden voorgesteld. De stille vriend (Elsevier, f 19,50) van Gerard Reve, al was het maar om een enkele mooie pagina of zin (‘Hoe heet die Albino? Die harmonika speelt?’ vroeg Speerman voorzichtig. ‘Misschien ken ik hem wel.’). Winters dagboek (De Prom, f22,50) van Emmanuel Bove, een goede vertaling van dit boek uit 1930, dat handelt over het vrijwillig kiezen voor het ongeluk. Maar het
| |
| |
meest indrukwekkend (en schandlig veronachtzaamd!) was De leugenaar (Meulenhoff, f32,50) van de Deen Martin A. Hansen. Het dagboekrelaas dat Johannes Vig afsteekt tegen een denkbeeldige vriend, een roman vol onbehagen, wraak, schuldgevoel, calvinisme, passie en natuurlyriek. Dit boek lezen, is weten wat je bij 't Hart tekortkomt.
| |
Doeschka Meijsing
Het mogen er maar drie zijn. ‘Der Mut zur Hiërarchie’, zoals Nietzsche het noemde. Als eerste dus: Milan Kundera, The Unbearable Lightness of Being (Faber and Faber f48,90) waarin de hoofdpersonen Thomas en Tereza grote porties ongeluk met elkaar ondergaan, terwijl ze toch allebei zeer om van te houden zijn.
Als tweede van het afgelopen jaar duikt Oblomov van Gontsjarov op, in de goedkope herdruk van Van Oorschot. Herlezen naar aanleiding van de film en weer onder de indruk geraakt van zoveel zachtaardige melancholie.
Het derde boek is Antigones van George Steiner (Clarendon/Oxford University Press, f73,80).
En nu speel ik even vals en noem gauw nog Dokter De Soto van William Steig (Querido f18,90), een kinderboek (getekend en geschreven door dezelfde man) van buitengewone slimheid en De logologische ruimte van Rudy Kousbroek (Meulenhoff f22,50) alleen al vanwege het feit dat de schrijver er in verraadt telkens een lied te willen neuriën op de namen Blikman & Satorius.
| |
Hans Keller
Dagrest door Judith Herzberg (Van Oorschot, f14,50). Zelden heb ik zulke dringende poëzie gelezen (wacht u voor het misverstand: indringend zou hier een onvergeeflijk cliché zijn). Onverhoedse liefdesgedichten waarin haast en daarvoor de tijd nemen elkaars spiegelbeelden zijn.
In Nederland door Cees Nooteboom (De Arbeiderspers, f24,50). Het broertje (of zusje) van zijn drie jaar eerder verschenen Een lied van schijn en wezen, toen een discussie over het proces van het schrijven, nu In Nederland voortgezet in de vorm van een monoloog over waar het tijdens dat proces wringt. Niet alleen de lichtheid van toon over het bestaan en het voortbestaan van een schrijverschap maar vooral de zorg waarmee Nooteboom de precieze hoogte ervan aan zich laat ontsnappen is imponerend. Het essay als verhaal (of andersom) teruggevonden.
Het leven op de mississippi door Mark Twain, vertaald door Johan Hos (De Bezige Bij, f54,50).
Arthur Rimbaud door Enid Starkie, vertaald door Nelleke van Maaren (De Arbeiderspers, f69,50). Herlezen in vertaling om te zien of beiden bestand waren tegen de herinnering aan de eerste keer. Dat waren ze, ook dankzij de vertalingen.
| |
Jacques Kruithof
Eerst drie boeken over beeldende kunst, stuk voor stuk voortreffelijke tekst en schitterende illustraties: Vlaanderen en Italië van Liana Castelfranchi Vegas, over de ‘primitieven’ en de renaissance (Becht, f149,50); het formidabele handboek Hollandse schilders in de Gouden Eeuw van B. Haak (Meulenhoff/Landshoff f198, -); en van Gary Schwartz Rembrandt, een biografie met zo'n vierhonderd afbeeldingen in kleur (Gary Schwartz, f79,50).
Dan drie boeken uit de Nederlandse literatuur, die ik hier verder niet hoef aan te prijzen; Hersenschimmen van J. Bernlef (Querido, f29,50), In Nederland van Cees Nooteboom (De Arbeiderspers, f24,50) en Grensovergang Oestiloeg van J. Ritzerfeld (De Bezige Bij, f29,50). Ten slotte drie welkome vertalingen: E.M. Cioran, Geboren zijn is ongemak (vertaald door Peter Kaaij, Meulenhoff f24,90) en Octavio Paz, De boog en de lier (vertaald door Aart van Barneveld, Meulenhoff, f39,50). Geen jaar om over te klagen dus.
Milan Kundera
| |
R. Ferdinandusse
Weer zo'n jaar dat je haast niet aan lezen bent toegekomen. Geboeid door het, misschien eenzijdige maar perfecte The Kennedy's, An American Drama (Summit Books, f82,35) van Collier en Horowitz. Geamuseerd door Lincoln (Random House, f71,20), de lange roman van Gore Vidal. Op misdaadgebied was het een vlak jaar. Als ik toch zou moeten kiezen: Mexico Set (Hutchinson, f46,80) van Len Deighton, vanwege de schitterende constructie van zijn geheime dienst, en Ruth Rendell The tree of hands (Hutchinson, f44,45) omdat zij in haar psychologische romans een soort gruwelijke engheid opbouwt waar je toch met je hersens bij kan blijven.
| |
Frans Boenders
De grondlegger van de moderne poëzie inzichtelijk en bescheiden commentariëren rond een rijke keuze schitterende Nederlandse vertalingen: het komt niet elk jaar voor. Gerard Manley Hopkins, Gedichten (Ambo, f27,50) samengesteld door W. Bronzwaer, is dé poëtische gebeurtenis van het jaar. Het werk van twee zelfkwellers weerhield mijn aandacht. Vita Brevis (Meulenhoff, f98, -) het voorlopig aangevulde oeuvre van de grote Antwerpse schrijver Maurice Gilliams, heeft nu een waardige editie gekregen. Even wars van faciel narcisme is het voortkabbelende Geheim dagboek van Hans Warren (vierde deel 1951-1953) (Bert Bakker, f29,50). In de essaybundel De spiegel van de zonnegodin (De Arbeiderspers, f39,50) schreef Ian Buruma ongeëvenaarde Japanse ‘zelfportretten’: geestig, informatief, kritisch. Een bijzondere vermelding gaat naar De zegelring (Bezige Bij f19,50) van W.F. Hermans. Want een minder werkje van deze meester torent nog altijd boven de verzamelde geschriften van Adriaan Morriën.
| |
Lodewijk Brunt
In het kader van de herleving in de belangstelling voor de oriëntalistiek verscheen dit jaar Peter Hopkirks verslag over de speurtocht die rond de eeuwwisseling werd gehouden naar de verdwenen steden en schatten van Centraal-Azië. Het lijkt een scenario voor een avonturenfilm, net als het twee jaar geleden verschenen verslag over de race naar Lhasa: spannend, geestig en soms volstrekt absurd. En alles historisch juist. Foreign Devils on the Silk Road en Trespassers on the Roof of the World. Uitgekomen bij Oxford University Press, prijs: resp. f22,50 en f19,95. In hetzelfde kader werd onlangs Raymond Schwabs vermaarde La Renaissance orientale uit 1950 in het Engels vertaald, met een voorwoord van Edward Said (Columbia University Press, ±f90, -. Het interessantste boek op het terrein van de sociale wetenschappen van dit jaar is volgens mij de studie naar de betekenis van de begrippen openbaar en privé door de Amerikaanse socioloog Barrington Moore jr. (Privacy. Studies in Social and Cultural History. Uitgeverij: M.E. Sharpe, Inc., f54,15) Zo juist is de Engelse uitgave gepubliceerd van een dik boek vol interviews en ontmoetingen met Verdi, verzameld door Marcello Conati. Onmisbaar voor operaliefhebbers (Interviews and Encounters with Verdi. Victor Gollancz, Ltd., f102,20). Zoals gewoonlijk heb ik weer te weinig fictie gelezen, maar L'amant van Marguerite Duras (Les éditions de minuit f24, -) lijkt me terecht een bestseller.
| |
Frans de Rover
Het beste boek van 1984 vloeide niet uit de pen van een Nederlands auteur. Het hád gekund, maar Oek de Jong, A. van der Heijden, Joyce & Co en nog wat veelbelovende auteurs losten hun beloften niet in - wat kan 1985 een florissant jaar worden! Het plezier dat ik beleefde aan Eco (De naam van de roos, Bert Bakker, f39,90) werd behoorlijk op de proef gesteld door de letterlijk verpletterende publiciteit rond zijn boek. De roos ging wat op een droogbloem lijken. Werkelijk uitbundig plezier verschafte mij het Verzameld Werk van Gogol (Van Oorschot, derde druk, f25, -): welk een goddelijkmagistraal oeverloos gezwets. Onze eigen gepatenteerde zwetser, Gerard Reve, die Schoon schip (Manteau, f29,50) maakte met onder meer de onvergetelijke brieven aan een ‘Zeer geleerde Vrouwe’, heeft gelijk: geoudehoer is toegestaan als Gods zegen er maar op rust. Ver van dit alles, zelfs het bestaan van God ontkennend, maar meesterlijk van hybrische conceptie sloot Harry Mulisch mijn boekenjaar af met zijn Huizinga-lezing over Het Ene (Athenaeum - Polak & Van Gennep, f19,50). En dat is bij Mulisch héél veel.
| |
Koos van Weringh
De grote verrassing voor mij was dat er ineens een boek verscheen met journalistieke bijdragen van Joseph Roth, die nog niet eerder in boekvorm verschenen waren. En dat terwijl zijn werk al twee keer geacht werd verzameld te zijn: in het midden van de jaren vijftig en twintig jaar later. In Berliner Saisonbericht: Reportagen und journalistische Arbeiten, 1920-1939 (Kiepenheuer & Witsch, herausgegeben von Klaus Westermann, f62,55) zien we Roth aan het werk zoals we hem kennen: rondkijkend en opschrijvend. Wat bovenal indruk op mij gemaakt heeft is de reportage over het Rathenau-proces in 1922.
Een kijk- en wegdroomboek van de eerste orde is Bahnhöfe, met onwaarschijnlijk mooie foto's van Manfred Hamm (Nicolaische Verlagsbuchhandlung, Berlin). Het gaat om stations in Europa, met uit Nederland het Amsterdamse CS en het station in Haarlem. Ook als iemand een paar keer per week met de trein door Haarlem rijdt moet hij of zij deze foto's zien om zich te realiseren hoe mooi dat station wel is.
Op het gevaar af dat ik opnieuw, evenals na mijn bespreking in dit blad op 7 juli jongstleden geconfronteerd wordt met de vraag: ‘Hoeveel heeft die oplichter je daarvoor geboden?’ moet ik ook na herlezing van Rienk H. Kamers, Veroordeeld zonder vonnis (Uitgeverij De Sfinx, f39,50) vaststellen dat dit boek voor mij tot de hoogtepunten behoort. De wereld van het geldmaken, met zijn opwindende, maar vooral ook macabere en hyenaachtige kanten heb ik nergens beklemmender beschreven gezien. En in zo'n wereld leven wij.
| |
Ed Schilders
Staat olla podrida nog in de nieuwe Van Dale? In ieder geval was 1984 dat, wat mij betreft, wat het lezen betreft. Daaruit de boeken die ook in 1985 weer heel vaak open zullen gaan. Whistlers The Gentle Art of Making Enemies (Dover Books): superieur critici-pesten; in de ramsj gekocht. Groses Dictionary of the Vulgar Tongue, herdrukt van de editie uit 1811 (Bibliophile Books, 33 Maiden Lane, Londen) ‘Louse ladder,’ de ladder in een nylonkous. Les fous littéraires van André Blavier (Henri Veyrier) over schrijvers met wel zeer uitzonderlijke ideeën, sommigen zeer verdwaald in de taal: G. Schöpfer over ‘une omelette archéobinli-
| |
| |
ocosmodesmophathnogeneahéliiconokakolepidopterone- vrornithopathorhabdosélénothéuranoxylozoölogique’. En om regulier te eindigen: Alfred Kazins An American Procession (Knopf): de Amerikaanse literatuur overtuigend ingeklonken tot wat Kazin belangrijk vindt, van Emerson tot Hemingway.
| |
Rein Bloem
Het gelukkigst met buitenlandse poëzie was ik met de nieuwe uitgave van de zestiende-eeuwse grondlegger van de moderne poëzie: Maurice Scève. Zijn 449 dizains (tientjes) tellende Délie is met plaatjes en al nu verkrijgbaar in een goedkope Gallimard-editie.
Evenzeer gelukkig met de laatste bundel van Jacques Hamelink: Gemengde tijd (De Bezige Bij, f32,50) alle gemengde gevoelens van vroeger achter zich latend, en met de herrijzenis van Kees Ouwens: Klem (Athenaeum, f29,50) tot en met aanbevolen.
Het Nederlandse proza vertoonde dit jaar twee meesterstukken: Grensovergang Oestiloeg (De Bezige Bij, f29,50) van J. Ritzerfeld, na zijn drieluik Amazone, Paardendief en Poolse vlecht, een niet voor mogelijk gehouden variatie, en De zilveren kogel (Van Oorschot, f22,50) van Alberts, een historische roman waarin hij het samenvallen van leven en liefde, dood en vervreemding, feit en fictie ontroerend tot stand brengt.
| |
Boudewijn Büch
Omdat ik langzamerhand meer kijkers en luisteraars dan lezers heb, leven veel mensen in de veronderstelling dat ik niets anders meer lees dan de recente vaderlandse letterkunde. Mijn mediamieke aanwezigheid heeft de hoofdredacteur van dit blad zelfs doen besluiten mij tot ‘cultuurbarbaar’ te verklaren. Stiekem thuis, terwijl er geen camera zoemde of microfoon aanstond, genoot ik het afgelopen jaar van de volgende boeken in het bijzonder. Ziehier mijn geheime top 5, verschenen in 1984.
5. Britt Hagarty The Day the World Turned Blue (Blanford Press, f34,50). Een prachtige biografie over het leven van de tragische rock ‘n’ roller Gene Vincent (1935-1971).
4. Rupert Brooke Letters from America (Alan Sutton, f27,20). Een reprint van de zeer persoonlijke reisbrieven van Brooke. Na verschijnen in 1916 reeds zeldzaam. Eindelijk weer verkrijgbaar.
3. Arnold de Liedekerke La belle époque de l'opium (Aux éditions de la différence, f66,75). Een studie over het druggebruik en de literatuur in Frankrijk van 1880 tot 1914 waar ik persoonlijk reeds een jaar of tien op zat te wachten.
2. Briefe der Nelly Sachs (Suhrkamp, f54,70). Een keuze uit de immense correspondentie van deze grote dichteres en nobelprijs-laureate. Een geheimzinnig leven eindelijk een beetje verklaard. Het wachten is op al haar brieven.
1. Die letzte Reise. Sterben, Tod und Trauersitten in Oberbayern (Hungendubel, München, f59,85). Een omvangrijk werk, samengesteld voor een expositie in München, door Sigrid Metken. In de rage doodsboeken van de laatste jaren is dit het mooiste dat er tot nu toe verschenen is. Duitse Gründlichkeit op zijn best!
| |
Battus
Knock-out
Weer een jaar zonder een nieuwe ster in de Nederlandse literatuur.
Mijn vier favoriete van 1984 zijn traditegetrouw van vier Nederlanders die met een K beginnen en die verderop in hun achternaam een O bezitten. Alles in die vier boeken kende ik al toen ik ze kocht. Toch verslond ik ze met instemming en genot. Mijn knipsels uit NRC, de Volkskrant, Humo, De Ingenieur, en de Bescheurkalender konden weggegooid.
De vier auteurs schrijven niet alleen over dingen die mij interesseren (namelijk: het leven, de poëzie, de taal en de oplichting), maar vooral: ze doen dat op een manier die mij interesseert. Strikt genomen staan hun boeken vol leugens. Maar aan de goede lezer bieden ze diepe waarheden. Die discrepantie is nu precies hun gemeenschappelijk onderwerp.
Uit het bovenstaande valt af te leiden dat voor mij Gerrit, Gerrit, Kees en Rudy de beste boeken brachten naar Querido, Arbeiderspers, Bezige Bij en Meulenhoff:
Krol: Scheve levens (f26,50);
Komrij, Alles onecht (f16,50);
Van Kooten, Modermismen (f10, -);
Kousbroek, De logologische ruimte (f22,50).
| |
Anthony Paul
Er waren dit jaar veel goede nieuwe Engelse romans. Het meest plezier heb ik beleefd aan die van Anthony Burgess, William Boyd, Muriel Spark, Kingsley Amis, Angela Carter en Martin Amis. Enderby's Dark Lady (Hutchinson, f43,15) van Burgess is een leuke, Shakespeariaanse uitspatting. Kingsley Amis Stanley and the Women (Hutchinson, f46,80) is ofwel een aanval op vrouwen, ofwel een subtiele oefening in cryptofeminisme: daar zijn de critici het nog niet over eens. Een prikkelende satire is het zeker. Seamus Heaney's dichtbundel Station Island (Faber and Faber, f17,15) en zijn versie van een middeleeuwse Ierse legende, Sweeney Astray (Faber and Faber, f17,15) zijn twee boeken waarin ik nog jaren kan blijven lezen.
■
|
|