Nevel over de Schotse hooglanden
Het historisch perspectief van A. Alberts
De zilveren kogel door A. Alberts Uitgever: Van Oorschot, 142 p., f22,50
Frans de Rover
De mens wikt, de geschiedenis beschikt - dat lijkt de strekking van Alberts' nieuwe ‘historische’ roman, gesitueerd in Schotland in de jaren 1679-1689: een decennium van geloofsvervolging van de Covenanters en perikelen rond de Engelse troonopvolging, culminerend in de komst van onze stadhouder Willen III van Oranje, die zijn oom én schoonvader Jacobus II van de troon stootte om er zelf op te gaan zitten. In die periode, ‘een tijd van bloed en tranen’, volgt Alberts het reilen en zeilen van een drietal personages van wie er twee werkelijk bestaan hebben: de rechtzinnige, steeds ongrijpbaar voortvluchtige dominee Alexander Peden (‘Ouwe Sandie’ for the boys) en diens tegenstander en achtervolger, de Schotse officier John Claverhouse. De jager en het wild worden met elkaar verbonden door een ‘fantasiefiguur’, een heksendochter die voor het goedgelovig volk zelf ook de zwarte kunsten machtig is: Isobel Gowdie. Dat het boek weer menige zetfout bevat is symptomatisch voor een Van Oorschot-uitgave; dat Isobel op het achterplat de achternaam van een heel ander personage krijgt (Grierson, notabene de moordenaar van haar moeder) is niet alleen een slordigheid maar lijkt symptomatisch voor Alberts' wijze van schrijven.
A. Alberts
hans van den bogaard
De zilveren kogel is geen historische roman in de traditionele zin - Alberts schetst geen kleurrijke taferelen van vervlogen tijden: zijn verteltrant is tot het uiterste ingetogen. Wat er aan gruwelijke voorvallen (heksenverbrandingen, martelingen) en krijgsgewoel met veel dragonders gemeld wordt, geschiedt door personages die daarvan, meestal zijdelings, getuige zijn geweest of het via anderen gehoord hebben. Sprekers en toehoorders blijken aan een half woord genoeg te hebben en ook de verteller bedient zich van een dergelijke verzwijgende stijl. De frequente name-dropping van mensen en plaatsen maken, ondanks een toegevoegd overzichtskaartje van Schotland, het verhaal tot een dermate cryptisch geheel dat een vergissing als die met de achternaam van Isobel wel mogelijk is. Met deze opmerking pleit ik niet voor breed uitgewalst praatproza, maar zoals bij eerder werk van Alberts (Het zand voor de kust van Aveiro, met name) bekruipt me ook nu weer een lichte irritatie wanneer het lezen zo moeizaam moet verlopen. Dat wordt nog versterkt door de presentatie: dialogen worden typografisch niet aangegeven, zodat het vaak verwarring oplevert (zeker wanneer de regel ‘volloopt’) tot wáár wíé aan het woord is. En om het allemaal nog erger te maken: de portee van het verhaal blijft mij even schimmig als Ouwe Sandie, die zich voortdurend aan arrestatie weet te onttrekken door een juist op dat moment opkomende mist. Het zicht op de motieven van de andere personages wordt evenmin helder.
Natuurlijk is er de suggestie waarom iemand doet wat hij doet: Isobel voelt zich schuldig aan het feit dat haar moeder de heksenrol kreeg toebedeeld; uit tweede hand hoort ze als kind hoe de heksenverbranding verlopen is. Tijdens het stuitend ritueel ziet ze in een kerk dominee Peden het paradijs voor het slachtoffer afsmeken. Later zal ze hem om die reden ‘redden’ van de dood. Ze vertelt dit alles tegen Claverhouse, wiens arrestante ze in zekere zin is maar met wie ze een bijzondere (liefdes)verhouding krijgt. Of behekst ze hem? Haar heksenreputatie zal echter haarzelf én Claverhouse fataal worden. Wanneer de Hollandse koning eenmaal op de troon zit, staat Claverhouse plotseling aan de andere, de verkeerde kant - hij weigert het nieuwe bewind te erkennen, zoals eerder de Covenanters weigerden het gezag van de Engelse koning over hun geloofszaken te erkennen. Hij ‘kiest’ voor zijn principes, maar de geschiedenis walst over hem heen: voordat hij in een laatste slag bij avondlicht zijn trouw aan de verdreven vorst zal bewijzen, wordt hij lafhartig vermoord door een samenzwering vanuit zijn eigen, ook door geloofsovertuiging verdeelde familie. Isobel wordt als schuldige aangewezen: zij zou hem doodgeschoten hebben met een zilveren kogel - het enige wapen waartegen lieden die hun ziel aan Satan verkwanseld hebben niet bestand zijn. De jager is slachtoffer geworden; Isobel eindigt als haar moeder. De geschiedenis gaat verder; maar is het niet de taak van een historicus-schrijver om (volgens Romein) in de nevel van feiten een beeld te creëren? Alberts heeft die poging gewaagd door een verwarrende tijd in enkele personages te concretiseren. Maar van de noodzaak van de keuze van juist dié tijd en dié personages, van de legitimatie van hun handelen op juist déze wijze, heeft hij mij niet overtuigd. Over de Schotse hooglanden blijft een hardnekkige nevel hangen.
■