Monumentale lijst
Maar voor de rest is het een monumentale lijst. Bronkhorst heeft er een boekje van gemaakt (Moordboeken, een bibliografie, uitgegeven in eigen beheer) van 80 bladzijden. Gerubriceerd naar uitgever, schrijver, hoofdpersoon; zelfs een opgave van de serie waarin een boek verscheen ontbreekt niet, net zo min als een lijst van pseudoniemen. Ook zijn de misdaadboeken nog eens gerangschikt naar het jaar van verschijnen, en daar blijkt uit dat al dat geroep (ook door mijzelf) over de huidige opmars van de Nederlandse detective nergens op slaat. In 1937 verschenen er 23 Nederlandse detectives, in 1940 24, in 1953 23, in 1959 22, in 1969 22 in 1982 21. Alleen in de jaren veertig en zeventig wou het aantal wel eens onder de tien komen. Wie wil beseffen wat een hopeloze taak het verzamelen van 900 Nederlandse detectives is moet f 15, - overmaken op giro 3569082 van Maarten Bronkhorst, Zamenhoffstraat 84, Amsterdam.
Ik vermeldde hierboven dat Bronkhorst van die misdaadboeken ook alle Series opsomt. De Accoladereeks, de Widétetreeks, et cetera. Zinnig voor de verzamelaar of de geschiedschrijver, maar heeft zo'n serie, behalve het gemak voor de uitgever, ook nog betekenis voor de lezer? Want vrijwel gelijk met Moordboeken zag wéér een nieuwe serie het licht: NT, Nederlandse thriller, uitgegeven in een grijzig kaftje door Veen: herdrukken in pocket uit Veens serie Nederlandse thrillers. Eén van de zes pockets is Willy Corsari's enige detective van na 1970: Spelen met de dood, verschenen in 1983. Een ingewikkeld boek, zoals de schrijfster al in januari 1982 constateerde, toen ze lange tijd in het ziekenhuis moest. In Het Vrije Volk vertelde ze in die tijd: ‘De intrige van het boek is vreselijk ingewikkeld, ik kwam er niet meer uit en inspecteur Lund ook niet. Ik dacht, ik ga even zitten en boem! ik viel, heup gebroken.’ En ze had gelijk: in de eerste 22 bladzijden introduceert de schrijfster zeventien personen, en in de tien bladzijden daarna nog eens elf, en die blijken in de rest van het boek allemaal met elkaar te maken te hebben. Het lezen over Lund is daardoor tamelijk vermoeiend, ook al omdat Willy Corsari af en toe telegramstijl hanteert om aan het eind te komen. Het aardige is dat helemaal achteraf de intrige nog tamelijk logisch in elkaar zit. De leukste zin is nog altijd (blz. 14): ‘André bemoeide zich vrijwel nooit met vrouwelijke studenten. Hij vond hen bijna altijd onaantrekkelijk en soms ronduit vies. Zijn voorkeur ging uit naar prostituées.’
Naast Corsari zitten in deze serie de tweede drukken van Felix Thijssen: Jachtschade, een harde thriller over een kraak; Theo Capel, Weggegooid geld, een Amsterdams avontuur van Hank Stammer; het woordrijke Zwart Geld van Bert Hiddema; Stille waters, van Jacques Post, en het debuut van Hans Neber, Wie zwijgt stemt toe. Zes boeken die in genre en kwaliteit verschillen en alleen gemeen hebben dat ze bij Veen verschenen. Misschien ontbreekt het aloude motto: leest Nederlandse waar, dan helpen zij elkaar.
■