[Nummer 16 - 22 december 1984]
Ter zake
Rudie Kagie
‘Een tijdschrift met mythologische proporties’ noemt J. Bernlef het met de jaren zestig geassocieerde Barbarber waarvan hij samen met K. Schippers en Gerard Brandt de redactie voerde. Uitgeverij Querido koesterde geruime tijd plannen voor een herdruk van de legendarische jaargangen. Daar zijn de drie voormalige redacteuren geen voorstanders van. ‘Je zou een onmogelijk, niet te hanteren boek krijgen,’ zegt Bernlef, wijzend op het langwerpige oblong formaat van het periodiek. Dat er de laatste tijd, ruim dertien jaar na het laatste nummer, hernieuwde vraag rijst naar het eigenzinnige literaire blad is wel duidelijk; volgens Bernlef zijn de jaren zestig door literatuurhistorici en scriptieschrijvers pas recentelijk ontdekt. Van Barbarber verschenen in de glorietijd nooit meer dan vijfhonderd exemplaren per nummer. ‘Omdat we niets in een heruitgave van oude nummers zien hebben wij als oud-redacteuren van dat blad besproken hoe we tegemoet konden komen aan de belangstelling,’ legt Bernlef uit. ‘We zijn toen op het idee gekomen om een groslijst te maken van alles wat in die eenenzeventig nummers heeft gestaan. Daarna willen we gaan inventariseren wat Barbarber niet heeft behandeld en waarover we zouden schrijven als het tijdschrift nog steeds zou bestaan. Die stukken gaan we schrijven; dat moet bij elkaar dan een behoorlijk substantieel boek opleveren. Dat lijkt me zinvoller dan een replica van wat het geweest is.’ Querido zal het boek te zijner tijd uitgeven. Een datum is niet bekend. ‘Het wordt een heidens karwei,’ voorziet Bernlef. ‘We hebben er nog geen letter voor op papier staan.’
bert nienhuis
Een beschuldiging van formaat lanceerde Stoker in de linkerbenedenhoek voorop de Volkskrant de dato 3 december jongstleden. ‘Twee weken geleden,’ aldus Stoker, ‘hoorde ik van een uitgever die vijftienduizend gulden moest neerleggen om zijn boek door Büch in diens boekenprogramma getoond te krijgen. Ik neem aan dat Büch dat geld niet in eigen zak steekt. Misschien weet hij er zelfs niets van. Maar de Varabaas hoort dat te weten.’ De Vara-baas gebeld om commentaar. Het is de Vara-persdienst die na ruggespraak met de verantwoordelijken antwoord geeft. Met verbazing nam het socialistische omroepbedrijf kennis van de aantijging van Stoker. ‘Er is niets van waar,’ zegt de persdienst, ‘het moet als een grapje bedoeld geweest zijn.’ Een paar dagen later vernam Büch dat er géén sprake van een grapje was, maar dat de columnist meende wat hij had geschreven. ‘Ik kwam Stoker op straat tegen, hij stak joviaal de hand naar me op,’ vertelt Büch. ‘Hij zei me dat hij nog had geprobeerd mij te bellen over die vijftienduizend gulden, maar hij was mijn telefoonnummer kwijt. Stoker zei dat als ik wist van welke uitgever hij zijn informatie had, ik het verhaal ook onmiddellijk zou geloven. De naam van de uitgever kon hij niet noemen zonder eerst aan die man te vragen of hij daar geen bezwaar tegen had. Stoker beloofde me daar binnen een half uurtje over te bellen, maar ik heb nog steeds niets van hem gehoord.’ Waar zijn, nu er geen sprake van een grapje is en Büch noch de Vara smeergeld van een uitgever hebben gezien, die vijftienduizend gulden gebleven? Stoker is onbereikbaar voor commentaar, maar het ziet er overigens niet naar uit dat zijn antwoord licht in deze intrigerende kwestie kan scheppen.
‘Voorheen het Nieuw Vlaams Tijdschrift’ vermeldt de colofon van het Nieuw Wereldtijdschrift. Na zes nummers stelt hoofdredacteur Herman de Coninck vast dat de naamsverandering en een ruimere blik op de samenleving de oplage van voorheen het blaadje geenszins hebben geschaad. ‘Als ik een jaar geleden had geweten dat we nu op achtduizend exemplaren zitten, zou ik een gat in de lucht hebben gesprongen. Er is steeds gezegd dat het al heel mooi zou zijn als we eind 1984 de zesduizend hadden bereikt.’ Vergeleken met het overige gezelschap literaire periodieken slaat het Nieuw Wereldtijdschrift geen slecht figuur: Raster heeft een oplage van tweeduizend, Maatstaf zit op vijfenveertighonderd, de Revisor op vijfduizend, de oplage van Tirade is geheim en Bzzlletin spant de kroon met achttienduizend exemplaren. ‘Een probleem voor het Nieuw Wereldtijdschrift is dat er te weinig abonnees zijn,’ zegt De Coninck. ‘De losse verkoop loopt goed, met als hoogtepunt het nummer met Jacques Brel op de omslag en als dieptepunt een aap op de cover. Maar met de losse verkoop wordt geen winst gemaakt. We hebben nu zo'n vijftienhonderd abonnees, we hopen dat dit binnen een jaar het dubbele zal zijn.’ Ter vergelijking: voordat het Nieuw Vlaams Tijdschrift in het Nieuw Wereldtijdschrift veranderde, telde het blad 207 ‘reële abonnees.’ Slechts dank zij de paar honderd onderwijsinstellingen die op de verzendlijst stonden, kon het tijdschrift het hoofd boven water houden. Toen de bibliotheken hun abonnement vanwege de bezuinigingen moesten opzeggen, kwam het blad in moeilijkheden. Het werd opgeheven en het Nieuw Wereldtijdschrift kwam er voor in de
plaats. ‘Ongeveer een derde van onze oplage wordt in Nederland verkocht,’ zegt hoofdredacteur De Coninck. Persoonlijk zag hij graag wat meer polemiek in het blad. ‘Het probleem met polemische onderwerpen is alleen, dat het meestal óf alleen voor Vlaanderen óf alleen voor Nederland interessant is. Een van mijn doeleinden voor de langere termijn is het opkrikken van de essayistiek. Vooral in Vlaanderen bestaat er een leger van intelligente mensen die allemaal slecht schrijven. Hun stukken verschijnen doorgaans in saaie bladen, die beperkt blijven tot het vakmilieu.’
Minstens vijftig schrijvers willen graag op de radio. Theo Stokkink, maker van het literaire KRO-programma Spektakel, onderzoekt wie nu van de gegadigden het meest in aanmerking komt. De stroom aanmeldingen - veelal vergezeld van een goedgelijkende pasfoto en een proeve van eigen werk - riep Stokkink over zich uit door ‘(aankomende) schrijvers’ per dagbladannonce aan te sporen contact met hem op te nemen. De bedoeling is dat de (aankomende) schrijvers in woord en geschrift ‘hun bespiegelingen neerleggen van een in overleg te kiezen evenement’, Met vijfentwintig van de vijftig sollicitanten hoopt Stokkink vanaf januari wekelijks een uurtje zendtijd te vullen. ‘Dit is de kans voor iemand die de aandacht van uitgevers op zich wil vestigen,’ meent hij. ‘Elke week wordt een akoestische novelle van een auteur voorgedragen. We beginnen met een verhaal van Hans Plomp die voor ons naar een operavoorstelling gaat. Een acteur leest dan de novelle voor die Plomp over die opera-avond zal schrijven. Zo brengen we vijfentwintig keer een akoestische novelle van steeds weer een andere schrijver.’