Honderd jaar geleden stierf Marie Bashkirtseff
Kees Kuik
Tijdens een vakantiereis door Spanje krijgt een jonge Russische schilderes het plotseling in haar hoofd aan te bellen bij het bagno van Granada om te kijken of ze er een model kan vinden om te schilderen. De volgende dag poseert een van de misdadigers voor haar en 's avonds noteert ze in haar dagboek, dat het niet helemaal gelukt is het louche karakter van ‘die arme duivel’ weer te geven. De man bleek geen al te grote misdaad begaan te hebben. ‘Dat heeft me misschien verhinderd hem het criminele uiterlijk te geven dat hij heeft. Want hij heeft een kop om alles te doen.’
Aan het woord is Marie Bashkirtseff, twintig jaar oud en geboren in de Oekraïne uit een familie die behoorde tot de rijke landadel. Haar ouders waren vroeg gescheiden en als negenjarige was ze met haar moeder en enkele andere familieleden (plus een lijfarts) naar West-Europa gekomen, waar ze in Baden-Baden, Wenen, Nice en Rome kennismaakte met de heerlijkheden van het mondaine leven.
In Nice begint ze, twaalf jaar oud, een dagboek. Een mooi meisje, dat er enkele jaren ouder uitziet dan ze is, dol op uitgaan en mooie kleren en smachtend verliefd op een oudere man, een Engelse hertog. Tot zover niets bijzonders. Maar ze is bovendien intellectueel en artistiek ongewoon begaafd, verbluffend vroegrijp, en wordt gedreven door een alles overheersende passie: beroemd worden. Dat mag zijn als gevierde ‘vorstin’ aan de zijde van haar hertog, of anders als een in alle wereldsteden bejubelde zangeres. De hertog trouwt echter met een ander en een zangcarrière wordt in de kiem gesmoord, als haar inderdaad veelbelovende stem door een keelkwaal wordt aangetast.
Ze is dan intussen vijftien jaar geworden en verblijft in Rome, sinds eeuwen de droomstad van alle artistiek begaafden. In haar dagboek doet ze verslag. Haar observaties zijn scherp, voortreffelijk geformuleerd, en graag ook een beetje vilein, zoals in het relaas van een audiëntie in het Vaticaan. Over de paus: ‘Hij leunt op een stok met een ivoren knop (...) en laat zijn onderlip hangen als een oude hond.’ Niet zonder koketterie vermeldt ze ook, dat er kardinalen waren die naar haar keken zoals dat gebeurt bij het uitgaan van de opera in Nice.
Maria Konstantinovna bezit een tomeloze energie en een veelzijdige belangstelling. Ze speelt piano en citer, tekent en schildert, bezoekt theater en opera, spreekt vier talen vloeiend en kent de literatuur van die talen, legt zich toe op Latijn en Grieks. Maar bovenal is er het verlangen beroemd te worden. God moet haar daarbij helpen en op bijna iedere bladzij wordt Hij daartoe opgeroepen.
Hoe die vroege intellectuele ontwikkeling tot stand is gekomen, wordt uit het dagboek niet duidelijk. De omstandigheden waren niet onverdeeld gunstig. Behalve tijdrovende (en steeds meer verfoeide) eisen van het society-leven waren er de vele en langdurige reizen. Vooral de herhaalde bezoeken aan het land van herkomst waren grote ondernemingen. Tijdens een van die reizen schrijft ze (aangekomen in de buurt van Kiev): ‘Ik heb er al 86 uur sporen op zitten en er resten me nog 30.’ Maurice Barrès, een van haar vroege bewonderaars, noemde haar ‘Notre-Dame du Sleeping-car’.
Vrijwel vanaf het begin is het dagboek bestemd geweest om ooit gepubliceerd te worden. Eén manier om te blijven voortbestaan en misschien wel beroemd te worden. Als ze dertien is, schrijft ze: ‘Hier is een vrouw met al haar gedachten en haar verwachtingen, teleurstellingen, gemenigheden, goede kanten, verdriet en vreugden. Ik ben nog wel niet helemaal een vrouw, maar ik zal het zijn. Men zal me kunnen volgen vanaf mijn kinderjaren tot aan de dood. Want het leven van een
[Vervolg op pagina 16]