leermeester bekwaamde hij zich in belettering, calligrafie, typografie en steenhouwen. Eric Gill aanbad hij niet langer als zijn grote voorbeeld; toen hij zich in 1957 als zelfstandig grafisch ontwerper vestigde noemde hij Stone zijn belangrijkste inspiratiebron. ‘Later, toen ik het werk van Helmut Salden onder ogen kreeg, werd ik daar sterk door beïnvloed,’ zegt hij. ‘Stone is een uitstekend vakman, maar veel traditioneler dan Salden, die ik overigens nog nooit persoonlijk heb ontmoet, maar alleen via zijn boekomslagen ken.’
Het maken van een ontwerp kost hem anderhalve dag: een halve dag voor het maken van een ruwe schets, een dag om het idee uit te werken. ‘Ik begin met wat krabbeltjes op een stuk papier, om de titel en de naam van de auteur in balans te krijgen. Vervolgens maak ik een definitieve schets, waarin ik eventueel aangeef waar en welke kleuren gebruikt zullen worden. Van dat ontwerp stuur ik een fotokopie aan de uitgever. Als hij er akkoord mee gaat, werk ik de schets uit. Het is bijna altijd goed, hooguit vraagt een uitgever of ik de kleur iets wil wijzigen. Het gebruik van een bepaalde kleur is erg moeilijk te verdedigen. Als een opdrachtgever me vraagt waarom ik juist die kleur heb gekozen, heb ik geen antwoord - tenzij het voor de hand ligt. Zo zal een boek over communisme bijna automatisch een rode omslag krijgen. Meestal maakt het weinig uit; je kunt elke kleur gebruiken die je wilt, daar zijn absoluut geen regels voor. Ik heb het wel eens meegemaakt dat ik rood in groen moest veranderen omdat de echtgenote van een uitgever niet van rood hield. Vreselijk. Hoe meer mensen iets over de omslag van een boek te zeggen hebben, des te onwerkbaarder de situatie voor een vormgever wordt. Het liefst doe ik zaken met één persoon: de art director. Het valt me op dat Nederlandse schrijvers in vergelijking tot hun Engelse collega's veel te zeggen hebben over hoe het boek eruit komt te zien. Dat heeft nooit tot conflicten geleid, maar toch ben ik het er niet mee eens. Ik vind dat uitgevers er voor horen te zorgen dat hun auteurs het omslag pas te zien krijgen als het gedrukt is. De meeste schrijvers houden er afschuwelijke ideeën over boekomslagen op na, ze zijn doorgaans niet visueel ingesteld. Alleen als het een belangrijke schrijver is kan een uitgever zijn oordeel moeilijk negeren. Graham Greene is iemand die ja of nee tegen het ontwerp voor een omslag voor zijn nieuwe boek kan zeggen, elke andere schrijver heeft zich bij de
beslissing van de uitgeverij neer te leggen.’
In februari volgend jaar verschijnt bij Bodley Head de handleiding Creative Lettering, Drawing & Design waarin Michael Harvey ten behoeve van zijn vakbroeders en -zusters uiteen zet hoe ze net zulke mooie letters en omslagen kunnen tekenen als hij. Zijn eerdere boek, Lettering Design, raakte zijn Britse uitgever aan de straatstenen niet kwijt, terwijl van de Amerikaanse editie in 1975 kort na elkaar drie drukken wegvlogen. Mede dank zij Harvey is de in Amerika al langer levende belangstelling voor het met de hand getekende, typografische boekomslag de laatste jaren ook in het Verenigd Koninkrijk zienderogen toegenomen. In zijn voorwoord bij Creative Lettering licht de auteur toe, dat het ‘creative’ in de titel er op wijst dat het boek geen avantgardistische of experimentele benadering van het onderwerp bevat. ‘Ik gebruik traditionele vormen, ik ben niet iemand die met vernieuwing bezig is,’ zegt hij. ‘Aan letters valt niet veel meer te moderniseren, je moet uitgaan van conventies. De letter A kun je op miljoenen manieren tekenen, je kunt er kleur in aanbrengen, je kunt het liggende streepje in het midden scheef zetten of buigen, en toch blijft het een leesbare letter. Aan elk omslag moet één goed idee ten grondslag liggen. Niet meer. Veel van mijn oude werk durf ik niet meer onder ogen te komen omdat het veel te gecompliceerd is. Vroeger probeerde ik soms wel drie, vier visuele vondsten in één omslag te stoppen. Ik ben simpeler gaan werken. Twee ideeën in één omslag, dat vloekt met elkaar. Een idee kan uit het contrast van twee lettertypen bestaan, het kan ook een simpel lijntje zijn of extra ruimte of juist heel weinig ruimte tussen de letters. Het omslag ontwerpt zich zelf als ik eenmaal bezig ben.’
De ontwerper prijst de ‘huisstijl’ van De Arbeiderspers, die naar zijn mening zichtbaar is in een consequentie waar veel Britse uitgevers iets van zouden kunnen leren. ‘Ik let alleen op letters, dat zijn voor mij abstracte vormen in de ruimte,’ zegt hij. ‘Ik houd me als een architect bezig met de compositie van vormen. Als ik klaar ben staar ik soms verbaasd naar een blad papier waarop dan een rijtje woorden blijkt te staan. Het is me vaker dan één keer overkomen dat ik aan het einde van een werkdag merkte dat ik een letter vergeten was te tekenen. Zolang ik bezig ben met het tekenen van letters kom ik er niet aan toe te lezen wat er staat. Dat doe ik pas als ik klaar ben en ik uit een droom ontwaak.’
■