Robin Hood
Tijdens een kleine smokkeltocht doodde de achttienjarige Guiliano twee Carabinieri en trok zich vervolgens terug in de bergen, met zijn boezemvriend Aspanu Pisciotta. Samen richtten ze een kleine bende op, die zich zowel tegen de politie als tegen de mafia keerde. Guiliano presenteerde zich als een moderne Robin Hood: hij deelde wat hij veroverde uit aan de boerenbevolking in de dorpen van West-Sicilië. Hij haalde een aantal mooie kunststukjes uit, waarbij de politie goed voor gek stond, en werd immens populair. Hij schreef brieven aan de dagbladen waarin hij zijn bedoelingen uiteenzette; hij werd door buitenlandse bladen geïnterviewd. Zoiets kan niet duren, en al spoedig werd er, eerst rondom hem, en daarna mèt hem geïntrigeerd. Hij liet zich beïnvloeden door de mafia, die bevreesd was dat Sicilië onder zijn invloed al te links zou worden, dat socialisten en communisten de verkiezingen zouden kunnen winnen. Er werd druk op de toch gelovige Guiliano uitgeoefend: de christendemocraten zouden het eiland in handen moeten houden. Zijn bende trad op tegen linkse bijeenkomsten, vernielde affiches, verstoorde optochten en dat liep uit op het bloedbad van de Portella della Ginestra. Leden van Guiliano's bende openden daar met machinegeweren het vuur op een 1-mei-bijeenkomst waarbij vele doden, waaronder vrouwen en kinderen, vielen. Het gebeurde brak Guiliano's populariteit, de christen-democraten wonnen tegen de oorspronkelijke verwachting in de verkiezingen. Na een groot offensief waarin mafia en autoriteiten samenwerkten, en verraad aan de orde van de dag was, werd Guiliano doodgeschoten, naar wordt aangenomen nadat zijn vriend en onderbevelhebber Pisciotta zijn verblijfplaats had aangewezen.
Bij Puzo is Pisciotta zelfs de directe moordenaar van ‘Turi’. Pisciotta krijgt zijn beloofde Judasloon niet, hij wordt veroordeeld in het grote proces en opgesloten in de Ucciardone-gevangenis in Palermo, een gevangenis waarin de mafia het voor het zeggen heeft. Ondanks al zijn voorbereidingen (Pisciotta's voedsel werd voorgeproefd, hij had speciale bewakers) slaagde ‘men’ erin zijn medicijnen te vergiftigen. Toen Pisciotta dood werd verklaard vond men in zijn borstzak een papier met de tekst Zo sterft iedereen die Guiliano verraadt, een tekst die Guiliano ook op menig door hem achtergelaten lijk had gespeld. Puzo heeft voor die gebeurtenissen logische verklaringen en daders.
Mario Puzo heeft van dat leven van Guiliano een soort heldendicht gemaakt. Zijn hoofdpersoon is zich voortdurend bewust van zijn lot: ‘He no longer doubted that he had some magnificent destiny before him.’ Als hij van een gravin een ring afpakt en aan zijn eigen vinger schuift beseft hij ‘dat hij huwt met zijn noodlot.’ Als hij en zijn mannen een schuilkelder graven vinden ze gebeente van een olifant, de ‘oorlogsmachine’ waarmee Hannibal over de bergen van Sicilië trok, en generaties verder zullen mensen zo ook iets van Guiliano vinden en daar even grote en mytische gedachten bij hebben als hij bij Hannibal. Hij is de Roland uit het Chanson de Roland en hij strijdt de edele strijd tegen de Saracenen.
Mario Puzo
Mario Puzo vertelt het verhaal daarom ook met veel ouderwetse nadruk: wie Turi ontmoet is direct onder de indruk van zijn schoonheid, zijn moed, zijn onschuld. Salvatore Guiliano heeft bij hem haast geen enkele menselijke dimensie, hij is al een zwijgzame, gebeeldhouwde filmster met af en toe mooie ondertitels. De enige die een beetje uit de verf komt is zijn vriend, Aspanu Pisciotta, die door heeft welke spelletjes er gespeeld worden en daar voortdurend zijn cynische commentaar op mag geven. Pisciotta is best bereid om als bandiet rijk te worden en deel te nemen aan de macht; maar ook zijn trouw aan Guiliano, en diens jeugdige idealisme komt over.