Tekens in de tijd door. A. van Agt, Hedy d'Ancona e.a. Uitgever: De Arbeiderspers, 375 p., f25,-
Hans Smits
Het boek Tekens in de tijd, verjaardagsgeschenk voor de 65 jaar geworden Joop den Uyl, is opgezet als een bundeling van artikelen over de vele onderwerpen waarmee Den Uyl zich ooit heeft beziggehouden, geschreven door partijgenoten die iets zinnigs te melden hebben. De opdracht van de redactie aan de medewerkers was om vooral de toekomst in het oog te houden, door het stellen en beantwoorden van vragen die voor socialisten nu en in de komende jaren van belang zijn. Het is een lijvig boek geworden (375 pagina's), met een cover die de indruk wekt dat de lezers veel over Joop den Uyl te weten zullen komen. Dat was niet de bedoeling en is zeker ook niet het resultaat van alle inspanning.
Politieke tekeningen, foto's, korte schetsjes over de jarige van vooraanstaande PvdA'ers en andersdenkenden (Van Agt, Lubbers, Wiegel, Marcus Bakker) en een in stukken geknipt interview van Joop van Tijn en Max van Weezel vormen een aardige lardering maar wekken een beetje de suggestie dat de PvdA-leider wordt uitgeluid of herdacht. Het verjaardagsgeschenk aan Den Uyl heeft evenwel, in tegenstelling tot het geschreven geschenk dat Den Uyl op zijn zestigste verjaardag kreeg (Ministerraad 1989. Het derde kabinet-Den Uyl vergadert), serieuze bijbedoelingen.
Tekens in de tijd (alleen de titel al) heeft de pretentie van een poging om wat meer inzicht te geven in de opvattingen die heden ten dage in de sociaal-democratie leven. Voor de dragende artikelen in het boek is de fine fleur van de Partij van de Arbeid gecharterd, van Kassies tot Wallage en van Tinbergen tot Wolfson. Zo'n gezelschap ter ere van Den Uyl aan het woord te laten in een periode die wordt gekenmerkt door een praktisch en theoretisch in het defensief raken van de socialistische stroming, althans in de Noordeuropese landen (met uitzondering van Zweden, waar Palme ‘terugkwam’), is een belangwekkend gebeuren. In Groot-Brittannië, de Bondsrepubliek, Noorwegen, Denemarken, België en Nederland, waar de socialistische partijen medeverantwoordelijk zo niet bepalend zijn geweest voor de verzorgingsstaat, hebben de conservatieven immers de wind in de zeilen gekregen. Deze ontwikkeling noch de daarmee contrasterende socialistische successen in de Zuideuropese staten heeft gezorgd voor nieuw vuur, nieuwe inspiratie en geestdrift voor een ideologie die zich altijd heeft onderscheiden door het bieden van een perspectief op een plezieriger en rechtvaardiger samenleving. In de Partij van de Arbeid lijkt het er soms op alsof de voornaamste inspiratiebron wordt gevormd door de behoefte niet al te zeer uit de buurt te raken van partijen die verantwoordelijk zijn voor het huidige afbraakbeleid.
Het artikel met de grootste reikwijdte in Tekens in de tijd is van oud-minister Jan Pronk, die kort geleden in het nieuws kwam omdat hij de Unctad gaat verlaten en weer in de Tweede Kamer wil. Het gaat over de noodzaak van een nieuwe internationale economische orde (een oud begrip), die volgens Pronk ook anders betiteld mag worden: internationaal democratisch socialisme (tegenover internationaal democratisch kapitalisme) of het streven naar een Just, Participatory and Sustainable Society, zoals de Wereldraad van Kerken dat noemt. Pronk bekritiseert de economische machtspolitiek van het Westen: ‘De politieke crisis verhevigt de economische crisis. En het zijn de beide crises samen die de basis van de welvaart in de wereld ondermijnen, de veiligheid bedreigen en - in de terminologie van de commissie-Brandt en de commissie-Palme, van welke laatste ook Den Uyl deel uitmaakte - voortbestaan en overleven op het spel zetten.’
In zijn politiek pregnante maar moeizaam op papier gezette artikel gaat Pronk niet voorbij aan de nucleaire bewapeningsrace: ‘Nog nooit, ook niet tijdens de crisis van de jaren dertig, was de dreiging die de bewapening inhield voor het overleven van de mensheid zo groot. Nog nooit was de relatie tussen de economie en de bewapening tegelijkertijd zo eenzijdig en intens.’
Het aan de kaak stellen van de bewapeningswedloop blijkt, zeker sinds de massale vredesdemonstraties van 1981 en 1983, een sterke drijfveer binnen het democratisch socialisme, juist in de Noord-europese landen. Toch was er in de publiciteit over Tekens in de tijd weinig weerklank voor Pronk en des te meer voor Bart Tromp, die in het boek de zoveelste aanval opent op de partij waarvan hij zelf bestuurder is. (De beste stuurman staat in zijn geval niet aan de wal maar in een hoek van de stuurhut).
Tromp beëindigt een variant op een interessant thema van Daudt (over de vraag of de PvdA wel of geen ‘natuurlijke’ regeringspartij is) met een scherpzinnig bedoelde vergelijking tussen de SDAP-en-de-Vloot en de PvdA-en-de kruisraketten: ‘Ook toen koos de partij zich uit ideologische armoede en gebrek aan uitzicht op regeermacht een strijdpunt dat aan symbolische opblaasmogelijkheden goedmaakte wat het aan politieke inhoud ontbeerde. De actie slaagde en hield de SDAP zestien jaar buiten de regering.’ Niet alleen gaat Tromp met deze uitsmijter voorbij aan wat de SDAP heeft betekend, ook zonder regeermacht, maar bovendien bagatelliseert hij wat er leeft bij de actieve aanhang van de Partij van de Arbeid.
Er staan in het boek meer bijdragen die eerder bedoeld lijken om de PvdA wat meer populair te maken bij de niet-socialistische partijen dan om de eigen achterban te mobiliseren. De directeur van de Wiardi Beekman stichting, Joop van den Berg, pleit bijvoorbeeld voor een positieve waardering van de deregulering. Hij meent dat Den Uyls Paradiso-rede (waarin deze zich, in 1981, keerde tegen het neo-conservatisme) de sporen droeg van de ongenuanceerde weerzin tegen elke kritiek op de moderne interventiestaat. Schuijt en Peper schrijven, in een overigens leerzame verhandeling over de verzorgingsstaat, dat de verantwoordelijkheid voor het eigen handelen weer moet worden teruggegeven aan de mensen, wat zo ongeveer de kern was van de regeringsverklaring waarmee het kabinet-Van Agt/Wiegel zich presenteerde. Wat overblijft als overheidstaak is de zorg dat niemand onder de vloer van een decent bestaan zakt. Precies zoals het kabinet-Lubbers dat tot zijn raak rekent.
Genietbaar, zowel stilistisch als inhoudelijk, is het artikel van Van Kemenade en Wallage over volksontwikkeling, al zit ook daar een bijsmaak aan door de koppeling aan de economische crisis ‘en van een mede ten gevolge daarvan noodzakelijke herinrichting van de samenleving’.
Alles bij elkaar is het boek als huldeblijk aan wat één van de sterkste punten is van Den Uyl, het visionair zoeken naar een toekomstperspectief (‘Waar visie ontbreekt, komt het volk om’), geen document geworden dat als socialistisch teken in de tijd kan dienen.
■