Vaders
Sartre schijnt door het schrijven van het scenario een geheel ander idee over Freud gekregen te hebben. Meende hij hem eerst te moeten zien als iemand die op doctrinaire wijze school maakte, nu werd hem duidelijk dat Freud een man was die streed met zichzelf, en vaak tegen zichzelf, en vooral dat laatste moet Sartre zeer hebben aangesproken.
Bovendien moet hij gefrappeerd zijn geweest door de enorme betekenis die de vaderfiguur voor Freud heeft gehad. Van Sartre is immers bekend dat hij het liefst geen vader gehad zou hebben en dat hij er zelfs een hekel aan had ‘père de son oeuvre’ genoemd te worden.
Maar het scenario gaat over vaders, daar is geen twijfel over mogelijk. Mogelijk is Sartre bij het schrijven van het scenario toch meer gaan twijfelen aan de mogelijkheid de betekenis van de vader geheel te loochenen. Pontalis vermeldt dat Sartre na het schrijven van het scenario aan een autobiografie is begonnen, waarvan wij tot op heden alleen de titel kennen. (Jean sans terre, waaraan Pontalis toevoegt: ‘Jean sans père’.) Pontalis herinnert zich dat Sartre in die tijd zijn dromen opschreef, en zelfs in een, zij het zeer kort, gesprek over de mogelijkheid sprak zelf in analyse te gaan.
Pontalis heeft, na enige aarzeling, besloten het eerste scenario in zijn geheel te publiceren, maar heeft afgezien van een totale weergave van de tweede versie. Ook had hij nog de mogelijkheid meerdere losse fragmenten, die bewaard zijn gebleven, in het boek op te nemen, maar uiteindelijk heeft hij gemeend, mede om het geheel niet al te volumineus te maken, slechts enkele stukken van de tweede versie aan de eerste toe te moeten voegen. Samen met de synopsis en de inleiding wordt het dan toch al een boek van 580 pagina's.
Bij het lezen van de eerste versie trof mij het meest dat alle figuren die mij als psychoanalyticus bekend waren uit de vele biografieën over Freud, op een zeer bijzondere manier tot leven kwamen. Dat gold vooral Breuer en Meynert, en in wat mindere mate Fliess. De dialogen tussen Freud en deze mensen zijn van een grote dramatische kracht. Minder vind ik de figuur van Freuds werkelijke vader, die door Sartre wel erg zwak wordt afgeschilderd. Prachtig weet Sartre te accentueren hoe moeilijk Freud het vooral met zichzelf heeft gehad in de tijd dat de psychoanalyse tot stand kwam en hoe geschokt hij was door alles wat zijn patiënten hem vertelden nadat hij ze onder hypnose had gebracht. Maar ook maakt Sartre duidelijk hoe gevaarlijk de hypnotische methode geweest moet zijn, er mocht dan al een sterk element van catharsis in zitten, het gevaar van suggestieve beïnvloeding kon toch op den duur niet worden onderschat.
De grote betekenis die Fliess voor Freud heeft gehad wordt in de eerste versie wel telkens naar voren gehaald, maar is tot mijn verbazing in de tweede geheel verdwenen. Uit de fragmenten van deze tweede versie krijg ik de indruk dat Sartre, misschien uit ongenoegen met de gang van zaken met Huston, er toch wat genoeg van begon te krijgen.
Veel moeilijker krijgt Sartre het wanneer hij tracht hypnotische seances weer te geven en daarbij, gezien het medium waar hij voor schrijft, gaat proberen aanwijzingen te geven hoe dit op op het filmdoek moet worden gevisualiseerd. Hetzelfde geldt voor de dromen, zowel die van Freud zelf als die van zijn of Breuers patiënten.