Net echt
Kees van Kooten en het vermogen en onvermogen om te genieten
Hedonia Een opstel door Kees van Kooten Uitgever: De Bezige Bij, 147 p., f22,50
Carel Peeters
Wie de uitspraak van Willem Frederik Hermans: ‘De mens is een chemisch proces als een ander’, altijd heeft beangstigd zal binnenkort nog krachtiger zijn eigen psychiater (ook een uitspraak van Hermans) moeten worden. Onlangs werd bekend, door een publikatie in het laatste nummer van de British Journal of Dermatology, dat kussen of zoenen (wat men belieft) een volstrekt chemische aangelegenheid is: kussen, of zoenen, is een soort zuiggedrag waarbij twee personen elkaars ‘semiochemicals’ willen proeven. Deze semiochemicaliën communiceren, zij bevinden zich op de huid en blijven daar ook, zonder te vervluchtigen. De bron is de zogenaamde ‘sebaceous gland’ (vetklier), die een substantie genaamd ‘sebum’ afscheidt en dat zich in grote hoeveelheden bevindt in en om de mond, het gezicht, nek, vrouwelijke tepels ‘and surrounding area’. Met name tijdens de ‘franse kus’ (dat is geen ‘kusje’, maar een kus van een zodanige duur en intensiteit dat men geneigd is te spreken van een ‘kiss’, met een verlengde s) is het geven en nemen van sebum een chemisch proces als geen ander. Mensen met een sterke neiging of behoefte tot kussen kunnen zich op het artikel van Dr. Bubba Nicolson beroepen en staan nu sterk in hun schoenen, waar ze eerst voor slappelingen (zij die zichzelf niet in de hand hebben) werden gehouden.
Het interessante is dat Dr. Bubba Nicholson en Dr. Willem Frederik Hermans wellicht gelijk hebben. Dat komt omdat chemie een uiterst menselijk soort wetenschap is waarin verbindingen van stoffen, het elkaar afstoten van stoffen en het ontstaan van nieuwe stoffen makkelijk als metafoor van het menselijk gedrag kan worden opgevat. Bovendien neemt het feit dat kussen of zoenen een ‘chemical addiction’ is niet weg dat men een sterke voorkeur voor het sebum van één persoon kan hebben, daaraan verslaafd kan zijn en toch het gevoel blijft behouden te bezitten over een vrije wil. Veel verandert er dus niet. Dat was ook al het geval toen enkele jaren geleden in The Scientific American een artikel verscheen over Anhedonia, het onvermogen tot genieten. Kees van Kooten brengt dit artikel ter sprake in Hedonia. Hij laat het samenvatten door zijn zeventigjarige buurvrouw die hij tegenkomt bij het wel érg laat uitlaten van zijn honden. Volgens dat artikel zou ons onvermogen te genieten genetisch bepaald zijn, net als het hebben van blauwe ogen. Maar, ons Natural Pleasure Chemical Level wordt sterk beïnvloed en verlaagd door het gebruik van drugs en alcohol. Kees van Kooten laat zijn buurvrouw de informatie aardig samenvatten, maar dat is niet alles. Waarom komt dit ter sprake op dat moment?
Hedonia zit aardig en heel doorzichtig in elkaar: alle scènes zijn gevat in één raamverhaal, maar elke scène geeft een herinnering, een woord, een naam door, zodat er een mooie ketting ontstaat. De aandoening of eigenschap ‘Anhedonia’ komt ter sprake nadat Van Kooten tegen zijn zin met zijn vroegere schoolvriend Frans heeft moeten optrekken, een snelle jongen die in zijn leven de ene bv-in-adviezen na de andere heeft gehad en, net terug van een bezoek aan New York, het helemaal ziet zitten in artistiek hoogstaande porno, indachtig de nieuwe markt van de hoteltelevisie, ‘intelligente porno, literaire porno, muzikale porno, hangt van de status van het hotel af’. Het huiselijk leven van Frans had wel wat adviezen kunnen gebruiken, zijn ex-vrouw, zijn zoon en hijzelf zijn aan de coke en alledrie min of meer op drift, op zoek naar steeds weer ander sebum. Van Kooten zou, met alle ironie die daarbij hoort, wel willen dat Anhedonia werd veroorzaakt door het gebruik van drugs, want dan was zijn vriend niet écht een afschuwelijk modern type, zoals hij ze samen met De Bie geregeld heeft uitgebeeld, en niet iemand die met alle snelle winden meewaait.
Hedonia gaat over een aantal dagen in het leven van de schrijver. Zijn vrouw Barbara is voor een week naar New York om daar de schrijfster van het boek 84 Charing Cross Road, Helene Hanff, te interviewen en een ontmoeting te hebben met Woody Allen, wiens boeken zij in het Nederlands heeft vertaald. De schrijver heeft als taak het huishouden draaiende te houden en voor de kinderen te zorgen. In het begin zwaait hij zijn vrouw op Schiphol uit, aan het einde is zij weer terug, voldaan. Binnen dit raam vertelt Van Kooten zijn persoonlijke geschiedenis van ‘leuk’. Voor het noodzakelijke contrast is er ook veel ‘niet leuk’, zoals het deel met zijn vriend Frans. Van Kooten zegt het zelf ergens en hoort het ook uit de mond van Woody Allen op het bandje met het gesprek dat zijn vrouw met hem had: ‘Je kunt niet iets echt groots maken als het niet serieus is.’ Hedonia is, om misverstanden te voorkomen, heel leuk - Van Kooten heeft een goed gevoel voor gevoel, kan goed horen en herinneren en is verontschuldigend geestig. Maar serieus is het ook, want er ontstaat in Hedonia een speciaal Van Kooten-leuk dat in direct verband staat met wat hij onder ‘genot’ verstaat, al laat hij zich daar alleen maar indirect over uit.
Woody Allen is in Hedonia een rivaal, in de humor en in de liefde. In het zenuwachtige gedachtenspel dat Van Kooten met zichzelf speelt, probeert hij te ontdekken wat Allen heeft en hij niet. De half gespeelde en half ernstige jaloezie heeft als aardige kant dat hij ook Allens humor gaat afvallen, alsof dat uit die jaloezie voortkomt. Maar dat is niet zo: als humoristisch vertolker van hedendaagse neuroses past Allen niet helemaal in het ‘leuk’ van Van Kooten: in het lijstje dat Allen in Manhattan geeft van dingen die voor hem het leven de moeite waard maken, mist Van Kooten het een en ander: ‘Er komt geen boom, bloem, kind of levend dier op zijn boodschappenlijstje voor.’ Bomen en bloemen komen in Hedonia niet voor, maar wel zijn kinderen en honden en alles waar die voor kunnen staan: voor natuurleuk. ‘Is Woody Allen natuurleuk?’ is de titel van het stuk dat Van Kooten in 1976 over Allen in de Haagse Post schreef en dat achterin Hedonia is herdrukt. Het antwoord was toen weifelend nee, en nu nog iets meer nee.
In Veertig en nu in Hedonia voert Van Kooten een heroïsch-humoristische strijd tegen verleidingen. Zijn vrouw zit nog niet in het vliegtuig of hij denkt dat hij het er maar eens van moet nemen en een beetje naar Amsterdam moet gaan. Hij doet het niet. Als zijn vriend Frans pornografische videobanden draait moet hij zijn gezicht afwenden om van de vertoonde, en door hem smakeloos bevonden, taferelen niet opgewonden te worden. Al deze verleidingen brengen hem terug bij dat wat het echte Hedonia moet zijn: zijn vrouw, kinderen, honden, huis, alles waar Allen het in zijn films niet over heeft. Anhedonia blijkt dan helemaal geen chemische aangelegenheid te zijn, het is het onvermogen om juist van zulke dingen te genieten. Van Kooten roept van tijd tot tijd tegen zichzelf de zin ‘De kick van het niks!’ als een toverformule waardoor het tafeltje echter niet gedekt wordt.
Van Kootens ‘leuk’ is niet de komisch gespeelde moderne neurose, evenmin de humor van de ‘Aangetaste Freak’. Hij ‘haakt af’, ‘wanneer de komiek boos op zijn publiek doet omdat hij het op zichzelf is’. En ‘het eigentijdse onvermogen tot levensgenieten [wordt] door niets zo helder en pijnlijk uitgedrukt als door de dood (komieken leken wel popmusici) van de stante pede gemythologiseerde John Belushi, om wie ik nooit onbekommerd heb kunnen lachen’. Van Kootens ideaal-leuk is niet neurotisch of freakish, het is natuurlijk: ‘Het leukste leuk is het leuk dat zichzelf niet in de gaten heeft... per ongeleuk.’ Hij vindt Woody Allen het leukst als hij geen tekst heeft, zoals in Sleeper wanneer hij zijn eerste wandelingetje maakt na tweehonderd jaar ingevroren geslapen te hebben.
Er staan in Hedonia weer veel pagina's waarin Van Kooten zichzelf in herinneringen en woordkeus laat ‘overstromen’ van affectie, voor zijn vrouw, kinderen en, speciale gast, Wim Kan. Hij danst op zulke momenten op het slappe koord, maar hij doet het meesterlijk, met zinswendingen waarin de angst sentimenteel te worden geneutraliseerd wordt. Ook aandoenlijk en geestig is de voortdurend bewustheid van het leven als een onzeker evenwicht. De afspraak die zijn vrouw met Woody Allen heeft wordt gekarakteriseerd als ‘net echt’, alsof hij nog altijd in een ver voorstadium van de roem staat en er voor zijn eigen gevoel áltijd zal blijven. De ontmoeting met Wim Kan, nadat hij hem van kindsaf had bewonderd, wordt beschreven door iemand die met beide beentjes op de grond staat, zonder één klef-bewonderende valse noot.
Dat Hedonia onmogelijk Anhedonia had kunnen heten, ook al teistert die aandoening ook Van Kooten als komiek - hield hij als jongetje geen lijst van zielige jongetjes bij, heeft hij niet nog steeds schuldgevoelens dat hij wel en zijn vriend Frans niet slaagde voor zijn eindexamen? - heeft te maken met Van Kootens vermogen om te erkennen dat hij zou moeten genieten en ook weet waarom. Wat hij over zijn ouders en hun gezamenlijke bezoeken aan Wim Kans ‘Haagse Voorstelling’ schrijft, de toon waarin hij over zijn vrouw en kinderen schrijft, daaruit blijkt dat er nog mensen zijn die nog als de varkens weten waar de truffels zitten.
■