Een beeldenmoralist
Jaap van Heerdens trucs uit de analytische filosofie
Een mens als huisdier door J. van Heerden Uitgever: Boom, 116 p., f20, -
Karel Soudijn
In 1972 publiceerde een Amerikaanse ingenieur een artikel waarin hij zich afvroeg, hoe we ons een wetenschap moeten voorstellen die op humor is gebaseerd. De ingenieur gaf zelf geen antwoord op die vraag. Hij nodigde zijn lezers slechts uit om eens na te denken over zo'n alternatieve vorm van kennisverwerving.
Een paar jaar later aanvaardde J. van Heerden deze uitnodiging; in een column voor NRC Handelsblad besprak hij de kwestie van humor en wetenschap. Het stuk is herdrukt in de bundel Een mens als huisdier.
Van Heerden staat zowel afwijzend als welwillend tegenover de vraag van de ingenieur. Op geestige wijze maakt hij duidelijk dat wetenschap niet op humor gebaseerd kan zijn, ook al lijkt de gangbare praktijk vaak nu al op het vertellen van moppen. Kortom: het kan niet, ook al gebeurt het toch.
Eigenlijk doet Van Heerden helemaal geen poging om de vraag van de ingenieur te beantwoorden. In afwijzende welwillendheid glipt hij langs de kwestie heen. Met enkele mooie voorbeelden wijst Van Heerden op overeenkomsten tussen onderzoekspraktijk en moppentapperij. Ook verduidelijkt hij enkele conceptuele problemen, maar verder is Van Heerden in dit stuk de moralist die met de vraag van de ingenieur geen raad weet: op humor gebaseerde wetenschap is immers geen wetenschap?
In verscheidene stukken uit deze bundel maakt Van Heerden duidelijk, dat wetenschap een spel is waarmee niet gespeeld kan worden. Aan wetenschappelijke kennisverwerving liggen enkele eenvoudige regels ten grondslag. Wie deze regels wil veranderen, wordt vriendelijk maar beslist terechtgewezen.
Bij die terechtwijzing zet Van Heerden soms een val. De moralist is er van overtuigd dat hij andersdenkenden gemakkelijk kan vangen. Als voorbeeld kan Van Heerdens beschouwing over het psychologische experiment dienen.