Dichterlijk
Sommige schrijvers worstelen met het dubbele perspectief: de titel stamt uit 1860, de invulling uit 1984. We zagen prof. dr. Pen al moeite hebben met de verwerping van een allang verworpen theorie uit 1798, die voor Sjaalman nog een te onderzoeken geldigheid bezat. J.R. Evenhuis heeft zich Sjaalmans perspectief toegeëigend door, in Over de century of inventions van de Markies van Worcester als Multatuli plaats te nemen achter de schrijftafel. H.W. von der Dunk heeft Multatuli's stijl en schrijfwijze overgenomen, een onderwerp waarvan Boudewijn Büch bekent dat hij het liever had gehad dan Over de opiumpacht op Java.
Maar dan de dichterlijke oplossing; die komt van Willem van Toorn, het sonnet Over genesis, Wiel Kusters, Judith Herzberg (Over de versbouw der Hebreeën) en van Rutger Kopland (Over de ouderlijke macht). Zij blijken in staat de opgave onder te brengen bij hun eigen thematiek en idioom. De meest hilarische bijdrage is ook een gedicht, Over prosodie, een sonnet van Jan Kuijper, dat bestaat uit twee prosodische varianten op Multatuli's epitaaf op Thorbecke: ‘Liberaal als 'n aal’. Dus: ‘Liberaal als 'n aal/Lieb'raal als een aal./Lieb'raal als een aal./Liberaal als 'n aal.’ Et cetera. Waarom dit leuk is? Allereerst omdat het, als Luceberts dodelijke sonnet ‘Ik/Mij/Mij/Ik’ et cetera, het hele sonnettencircus weer eens relativeert, waar Kuijper zelf ongeveer opperstalmeester is, maar meer nog om iets anders. Het is alsof hij heeft voorvoeld in wat voor omgeving zijn bijdrage zou verschijnen: een eindeloze hoeveelheid meer of minder brave opstellen. Stel u voor: pal na S.R. de Groots Over de lengte op zee, dat Einsteins relativiteitstheorie weer eens voor arbeiders verklaart, staat daar plotseling achtentwintig keer ‘Liberaal als 'n aal’! Ik kan het ook niet helpen dat de tekst bij nadere lezing iets krijgt van: ‘Bla, bla, bla. Bla, bla, bla’. U moet dit niet opvatten als het eindoordeel over het pak van Sjaalman, waarvoor het langzamerhand eens tijd wordt.
Multatuli's lijst van 147 titels kwam ongetwijfeld mede voort uit de zucht tot imponeren die het universele romantische genie - vaak onbedoeld - aankleefde. In ieder geval moest de lijst duidelijk maken wàt voor een genie - Sjaalman dus (lees: Douwes Dekker) - de wereld in zijn miskenning teloor liet gaan. Veel van de onderwerpen heeft Multatuli zelf al behandeld: in de Ideeën. De vraag is nu of de redactie van De Gids de belangrijkste consequentie van het idee om deze onderwerpen, honderdtwintig jaar na dato, integraal te laten uitwerken door een honderdtal auteurs, niet had kunnen voorzien: dat het veel braafs en overbodigs zou opleveren, waar noch de auteur noch de lezer op zat te wachten. Het betere schoolopstel dus. De tegenwerping dat het in ieder geval een paar mooie teksten heeft voortgebracht, kun je zelfs omkeren: als je de auteurs had gevraagd om a. zelf een keus te doen uit het pak van Sjaalman, en b. de uitwerking alleen in te sturen als hij de kopij buiten De Gids om ook zou willen publiceren - dan zou dat waarschijnlijk veel meer leuke stukken hebben opgeleverd en nauwelijks vervelende. Gerrit Krol denkt: laat ik het eens proberen met Over het verband tussen poëzie en mathematische wetenschappen; het resultaat zou hij best in zijn volgende essaybundel willen publiceren, dus hij stuurt het op (staat er in). Idem K. Schippers Over bosgeluiden. Wat het oplevert wil hij bijna reserveren voor een volgende roman; toch maar opgestuurd (staat er ook in). ‘Ja maar, als X nu eens niet gedwongen was geweest Y te behandelen, dan zou dat leuke stuk nooit geschreven zijn!’ ‘Ja maar...’ Nu ja, het ligt er, voor elk wat wils. Ik vind het nog het meest op lijken op een uit zijn krachten gegroeide weekend-bijlage van het betere dagblad. Veel mensen blijken het een genoegen te
vinden die te lezen, maar ik hoor ook andere geluiden; persoonlijk moet ik iedere week een zekere kribbigheid van me afzetten om zoveel artikelen die mijn aandacht vragen, waarvan er mij, jandorie, nog een paar interesseren ook, maar die ik absoluut niet zou hebben gemist. Het is me wat, die media.
■