Turven in Tilburg
Ten Braven
Sinds enkele jaren kun je in Tilburg op een alternatieve manier literatuur studeren. Onder leiding van professor H. (voor Hugo) Verdaasdonk is het enige wat studenten er over werken van letterkunde te horen krijgen dat het om maatschappelijk bepaalde verschijnselen gaat. Het betreft hier dus de ‘sociologische richting’ in de literatuurwetenschap, dat spreekt.
De Tilburgse studenten leren niet langer op college dat een schrijver een boek schrijft, dat er bepaalde personages in voorkomen en dat het boek om deze of gene reden de moeite van het lezen waard is. Professor Verdaasdonk zou rillen bij zo'n ‘benadering’. Dat gezwets over het boek als kunstwerk is hem een gruwel. Het boek is immers in de eerste plaats een industrieel produkt, koopwaar. En literaire werken zijn een speciaal soort waren, waarvan wij geleerd hebben te denken dat er iets bijzonders mee aan de hand is.
Het onderzoeksobject van de literatuursocioloog te Tilburg (Brabant) is dan ook voornamelijk hoe wij ertoe komen dat speciale predicaat ‘literair’ aan sommige werken toe te kennen en aan andere niet. Daartoe zou het volkomen verkeerd zijn het betreffende boek te lezen. Veel interessanter is na te gaan hoe onze smaak gemanipuleerd wordt door een hele reeks sociale instituties die ons bijbrengen wat we mooi vinden.
In de eerste plaats natuurlijk: de school, waar oudbakken leerboeken over literatuur gehanteerd worden door bekrompen docenten. Dan zijn er literaire uitgeverijen, zoals De Bezige Bij, die de markt zo hebben weten te indoctrineren dat, zodra hun vignet ons opvalt op de rug van een boek, we als honden van Pavlov vanzelf beginnen te kwijlen van literair genot.
De derde groep smaakmakers zijn natuurlijk de critici, een door de commercie beheerste groep loontrekkers die systematisch bepaalde schrijvers moeten loven en andere veronachtzamen om ons koopbedrag te beïnvloeden.
Daarom doet men op de colleges van Verdaasdonk c.s. ook niet veel anders dan het groepsgewijs turven van de aantallen recensies die in periodieken zijn verschenen, om na te gaan hoe langs de slinkse wegen der media ons leesgedrag wordt bespeeld.
Dit complex van Zuidnederlandse opvattingen heeft mij steeds neopopulaire rimram geleken. Dat ik het ene boek met meer plezier lees dan het andere behoeft volgens mij geen enkele sociologische verklaring. (Er zijn integendeel half-onbewuste behoeften in literair-gevoelige mensen zoals u en ik, die door bepaalde teksten zo bevredigd worden dat wij spontaan verzuchten: ‘Ja, dit is literatuur.’ Maar daarover een volgende keer.)
In mijn ogen zijn het dus wel degelijk prikkels in die teksten zelf die ons stimuleren tot de respons van ‘mooi vinden’ en niet de kapitalistische samenzwering rond het boek met al haar verborgen verleiders. Juist had ik daarom de hele Verdaasdonkse ideeënkraam schaterend de rug willen toekeren, toen in de boekwinkel het spervuur van nieuwe vrouwenauteurs op gang kwam: van Hermine de Graaf tot Nelly Heykamp en van Suzanne Hoenderdal tot Karina Ploos van Amstel via de al succesrijke Brouwers en De Loo.
In enkele jaren heeft de vrouw zich met de pen een aanzienlijke plaats op de markt en op de bestsellerlijsten veroverd. Plotseling werd ik bang hierin een overwinning van de Tilburgse visie te moeten erkennen. Wat zien wij immers: nauwelijks heeft de feministische strijd een zekere mentaliteitsverandering bewerkt door middel van de eigen politieke en publicitaire kanalen (CPN, Opzij, Sara, Serpentine, Kijk Haar) of ineens blijken wij als lezersschaar grote aantallen boeken te kopen van vrouwenschrijvers, die niet alleen uitgevers en critici weten in te spinnen, maar ook nog massaal worden mooi gevonden!
Bepalen maatschappelijke factoren dus toch wat wij graag lezen? Bijna had ik een enkele reis naar het Brabantse Canossa gemaakt om Verdaasdonk te voet te vallen. Maar nog net op tijd kreeg ik mijn gezond verstand terug. Zo simpel ligt het immers niet. Wel raken door de jongste feministische golf veel vrouwelijke medemensen geïnteresseerd in de schrijverij en azen veel uitgevers op een gat in de markt, maar niet daardoor leren wij plotseling mooi te vinden waar we anders niet naar hadden getaald. Nee, Tilburgse School, veeleer is hier de eenvoudige wet van de piramide werkzaam en die luidt: hoe breder de basis, hoe hoger de top.
Omdat er in de Sovjetunie zo onnoemelijk veel meer vrouwen schaken dan elders, zal de vrouwelijke wereldkampioen voorlopig een Russin zijn. Maar over de hele wereld schaken veel meer mannen dan vrouwen en dus blijft de allerbeste voorlopig een man.
Hoe meer vrouwen hier te lande nu romans uit hun tikmachines hameren, hoe groter ook de groep wordt van vrouwelijke prachtwerken vol literaire prikkels. En dan gaan onze geconditioneerde reflexen ook steeds vaker op al dat moois van vrouwenauteurs reageren. Over een jaar of wat slepen alléén nog maar Haasses en Vasalissen de grote prijzen weg.