Ontmaskering zonder gezichtsverlies
Het vierde deel van Hans Warrens geheime dagboek
Geheim Dagboek 1952-1953 door Hans Warren Uitgever: Bert Bakker, 219 p., f29,80
Peter de Boer
In 1981 publiceerde Hans Warren het eerste deel van zijn Geheim dagboek, dat aantekeningen bevat uit de periode 1942-1944. Inmiddels zijn we toe aan deel 4 (1952-1953) en er schijnen nog zeker zo'n tien delen te volgen. Wat mij betreft kunnen die niet snel genoeg verschijnen. Ieder nieuw deel lijkt nog weer boeiender dan het vorige. Dat ligt zowel aan Warrens bij vlagen exotische levenswandel, als aan zijn openhartige en sensitieve beschrijving ervan in een stijl die even sierlijk is als eenvoudig.
Dankzij Warren is het dagboek in Nederland een volwassen genre geworden. Maar al te vaak was in dagboeken van eigen bodem kleinburgerlijkheid troef, spruitjeslucht regel en de excessieve aandacht voor het banale detail mode. Men leze er de Dagboeknotities van C. Buddingh' maar eens op na. Buddingh's journaal verhoudt zich tot dat van Warren als een kinderpartijtje tot een kroningsfeest van een Romeins keizer. Het is simpelweg een kwestie van temperament en formaat. Buddingh' is oppervlakkig en gemoedelijk, Warren licht ontvlambaar en tot zelfbespiegeling geneigd. Buddingh' zweert bij het ‘gewoon doen’, Warren geeft waar dat zo uitkomt het buitengewone het volle pond. Buddingh' houdt van voetbal, Warren van knappe jongens, kif roken en flaneren in de Parijse rosse buurt. Daarbij komt dan nog het verschil in intimiteit. Bij Buddingh' krijgen vooral uiterlijkheden, bezoekjes en etentjes over en weer en dergelijke de aandacht; zijn innerlijk is als het ware hors de commerce. Warren stelt juist zijn intieme leven voorop: uiterlijkheden ontlenen bij hem hun belang aan de mate waarin ze zijn innerlijk hebben beroerd.
‘De kracht van een dagboek,’ heeft Warren eens gezegd, ‘staat en valt bij de eerlijkheid.’ Die eerlijkheid heeft hij steeds kunnen opbrengen: indertijd, toen hij zijn geheim dagboek schreef, en ook tegenwoordig, nu hij het openbaar maakt. Hij redigeert zijn oude aantekeningen wel, knapt ze stilistisch op en schrapt hier en daar een kleinigheid, maar (Warren:) ‘uit de intimiteiten, mij zelf betreffende, heb ik niets geschrapt.’ Warren loopt niet in de val van de schrijver die zelfs in zijn dagboek nog een pose aanneemt. Voor hem is het houden van een dagboek een middel ter ontmaskering, en het voornaamste doel ervan is: zelfanalyse.
Wat trekt een lezer nou aan in het dagboek van een ander? Mogelijk tracht hij zichzelf erin te spiegelen, te herkennen. De kans op een ‘schok der herkenning’ wordt groter naarmate een geschrift openhartiger en intiemer is. Zo zal de passage waarin Warren beschrijft hoe een ernstig gesprek tussen hem en zijn vriendin (later zijn vrouw) Mabel op niets uitloopt voor velen ongetwijfeld herkenbaar zijn. ‘Dan praten we en praten en alles krijgt een valse nasmaak. Dat het nog wel gaat, maar dat er voor haar evenmin vooruitzicht is. (...). We praten ellendig door, al wat gezegd of geraden of gevoeld kan worden, wordt verwoord, en dan bekennen we dat woorden te kort schieten, alles grof maken, vervalsen, vervormen, en we praten met nieuwe energie de wrevel en het onbehagen weg tot het zogezegd weer zuiver, goed tussen ons is.’ Het gevoel van hulpeloosheid, zinloosheid zelfs dat je bij dergelijke gesprekken kan overvallen, wie kent het niet?
Toch geloof ik niet dat het de lezer van een dagboek primair om herkenning te doen is. Veeleer wordt hij gedreven door nieuwsgierigheid. Er zijn misschien maar twee situaties waarin mensen hun maskers afdoen: wanneer zij slapen en wanneer zij zich uitspreken in hun dagboek. Uit iemand die slaapt krijg je geen woord, dus dat is niet zo interessant. Een dagboek daarentegen spreekt boekdelen. Is het dan een wonder dat een lezer gretig naar zo'n uniek document grijpt? Zijn nieuwsgierigheid is puur wetensdorst. Welbeschouwd is het lezen van een dagboek weinig minder intiem dan het schrijven ervan. De belangstelling van de lezer voor de persoon van de schrijver is optimaal, en wat hij leest lijkt alleen voor zijn ogen bestemd. Hij is nieuwsgierig en mag dat ook zijn, want hij is als het ware als ideale, onzichtbare lezer in het ego-document mee opgenomen.
Hans Warren
frits woudstra