minste niet in die landen waar kapitaal en techniek voorhanden waren. Dat weet iedereen.’ (curs. RA). Met deze opmerking is het voorgaande overbodig geworden. Dat het toch een aardig stukje is geworden, ligt aan Pen die kans ziet Malthus' ongelukkige theorie over het uit de pas lopen van bevolkingsgroei en voedselproduktie alsnog een zin te verlenen.
De meeste bijdragen bevatten niet zulke expliciete vraagtekens bij de noodzaak van de eigen existentie als Jan Juffermans' Over besproeiing van gemene velden, dat zo eindigt: ‘Zou het nu enige zin hebben zoiets voor De Gids op papier te zetten?’ maar sporen ervan vind je terug in verzuchtingen over het onderwerp - ‘Het is jammer dat het reizen in de tijd niet tot het cursusaanbod van Sjaalman behoort’ (J.C. Heesterman in Over het standhouden van Aziatische gewoonten), of in de vraag wat Sjaalman bedoeld zal hebben. ‘Waaraan zou Douwes Dekker gedacht hebben, toen hij (...) ook een stuk over een zo twintigste-eeuws onderwerp als de monetaire politiek toevoegde?’ vraagt E.P. Wellenstein zich af in Over een Europees muntstelsel. In prof. dr. E.H. Kossmanns Over de oorzaken van den opstand der Nederlanders tegen Spanje, niet liggende in de begeerte naar godsdienstige of staatkundige vrijheid, staat een paar maal een opmerking van dit type: ‘Het valt aan te nemen dat Sjaalman deze zaken met elan heeft behandeld en in superieure stijl onverwachte geestigheden heeft opgeschreven.’ Overigens laat Kossmann er geen twijfel over bestaan wat volgens Sjaalman de werkelijke oorzaak van de opstand moet zijn geweest: Alva's tiende penning. Of de schrijver helderziende is, of over een niet met name genoemde bron beschikt, is mij niet duidelijk geworden. Ook het opstel als verslag van een speurtocht naar materiaal is een bekend stereotype; je vindt er iets van terug in Berthe Meijers Over de wormen in de sagopalm.
Twee pagina's met de opsteltitels uit het pak van Sjaalman
Tot de auteurs die zonder blikken of blozen aan de slag gaan behoort Maarten 't Hart die Over witte mieren schrijft en hij begint derhalve zo: ‘De naam “witte mieren” is afkomstig van een Letlandse onderzoeker, J.G. König, die jarenlang in India woonde en die de eerste was die een verhandeling schreef over deze insekten.’ Zijn stuk eindigt zo: ‘Er zijn ongeveer 2000 termietensoorten bekend, verdeeld over 200 geslachten en zeven families. Ze komen over de hele wereld - ook in Australië - voor in tropische en subtropische gebieden.’ Hieruit moge blijken dat 't Hart geen enkele poging doet tot geestigheid, speelsheid of relativering van het onderwerp. Eigenlijk verdenk ik hem ervan met zijn unverfroren schoolboekenstukje een subtiele vorm van ironie te hebben bedreven.
Echt serieus is in ieder geval Over de impopulariteit der rystpelmolens op Java, van Frans Hüsken, dat eindigt met een literatuuropgave van zeven titels, waarin hij nog weer overtroffen word door Anton Blok, die er tien heeft (een leuk artikel overigens, Over het begrip van eer, dat eigenlijk gaat over het sociale aanzien van schoorsteenvegers). A. Komen slaat iedereen met een lel van een stuk dat maar liefst negenentwintig voetnoten bevat. (Over het jus primi occupantis) Jojada Verrips' Over de bemiddeling in den handel weliswaar begint braaf: ‘Veel mensen in onze samenleving verdienen hun brood met bemiddelen, het afstemmen van vraag en aanbod op elkaar,’ maar al snel komt de volgende karakteristiek: ‘Alle bevrachters zijn boeven. Stop ze bij elkaar in een zak, geef er een mep op met een eind hout en je raakt altijd de goede.’ Deze losse toon handhaaft hij wat een smakelijk stuk oplevert over een degelijk onderwerp. Ook Rob Sijmons kan schrijven, maar zijn trouw aan het onderwerp, Over de chemische bestanddelen der Ceylonse kaneel, levert te veel gort dan dat de lekker bedoelde pap ook echt zo zou smaken. Een goed voorbeeld van de onevenwichtigheid in grap en getal is het volgende: ‘Wie de gedroogde bast wil eten - een speculaasadem ter maskering van alcoholmisbruik? - krijgt per ons 229 kcal naar binnen, niet zozeer afkomstig van de 12 gram water, maar van 12 gram eiwit, 7,8 gram vet en 28 gram koolhydraat (nogal wat zetmeel).’