[Nummer 13 - 1 december 1984]
Ter zake
Rudie Kagie
Marguerite Duras behoort tot het genre buitenlandse auteurs waarvan in ramsjboekwinkels en opruimingen altijd wel een partijtje sterk afgeprijsde titels opduikt. De laatste uitgever in ons land die de dappere poging ondernam de schrijfster onder de aandacht van een alert publiek te brengen was Coen Pranger, die in 1980 zowel Hiroshima mon amour als Moderato cantabilé als De vice-consul als Om half elf op een zomeravond liet herdrukken. De reprints van het in de jaren zestig bij Contact verschenen proza liggen thans voor en prikje in de winkel. Uitgeverij Pranger bestaat niet meer, de uitgever in ruste heeft de laatste paar Duras-exemplaren - ‘die slingerden hier nog rond’ - tegen een handvol kwartjes aan vrouwenboekhandels van de hand gedaan. Hoewel deze ervaringen niet tot optimisme stemmen is De Arbeiderspers van plan opnieuw een poging te wagen. In ieder geval verschijnt volgend jaar april de Nederlandse vertaling van l'Amant, waar de schrijfster onlangs voor werd bekroond met de Prix Goncourt: de belangrijkste literaire prijs van Frankrijk. ‘Twee maanden voordat die prijs werd uitgereikt hadden we al een contract voor de Nederlandse vertaling van l'Amant gesloten; in Frankrijk was het boek toen niet eens verschenen,’ zegt Theo Sontrop, directeur van De Arbeiderspers. ‘Inmiddels zijn in Frankrijk dank zij die prijs een half miljoen exemplaren van dat boek verkocht. We hebben inmiddels ook een optie op het andere werk van Duras genomen, want ik vind het onzinnig om van een auteur maar één boek uit te brengen.’
Dus al die slecht verkopende romans en novellen van Duras, bekend van De Slegte en de Witte Boekenhal, gaat De Arbeiderspers opnieuw in roulatie brengen?
‘Niet alles,’ zegt Sontrop. ‘We gaan eerst bekijken of de vertalingen deugen. Dat hebben we bij Naipaul ook gedaan, een aantal van zijn boeken hebben we opnieuw laten vertalen. Misschien dat we dat in dit geval ook moeten doen.’ Of de Nederlandse versie van Moderato Cantabilé de toets der kritiek kan doorstaan is nog niet bekend. De vertaling werd in 1961 geleverd door niemand minder dan Remco Campert.
Hugo van den Berg, algemeen directeur van de boekenclub ECI, spreekt in de verleden tijd over het succes van zijn bedrijf: ‘We hebben een fantastische tijd gehad. Dat 1,6 miljoen gezinnen lid zijn van een boekenclub is in een klein taalgebied als het onze natuurlijk een wonder. Zo iets is tot dusver nooit ergens anders in de wereld vertoond.’ Vorige week werd bekend dat de gouden jaren voor ECI voorbij zijn: 55 van de 293 arbeidsplaatsen komen op korte termijn te vervallen. Onder het personeel van het ECI-hoofdkantoor in Vianen circuleerden al langer geruchten over dreigend massa-ontslag, waarbij steeds andere namen werden genoemd van medewerkers die voor ‘afvloeiing’ in aanmerking kwamen. De winst over dit jaar is volgens Van den Berg ‘nihil’ als gevolg van de poststaking, die het bedrijf met een strop van één miljoen gulden zou hebben laten zitten. Sinds drie jaar staat bovendien ‘het nationale bestedingspatroon onder druk’: er worden minder boeken verkocht en het aantal leden loopt langzaam terug. Samen met Boek en Plaat en de Nederlandse Boeken Club beziet ECI thans welke juridische stappen mogelijk zijn tegen wat als een nieuwe blokkade wordt gezien: na 1 januari volgend jaar mogen boektitels pas vier maanden na verschijning aan de clubs geleverd worden. Van den Berg: ‘Als dat doorgaat betekent dat voor de drie boekenclubs in de komende drie jaar een extra belasting van veertien miljoen gulden. Daar kunnen we niet van in leven blijven. Die dreigende ontwikkeling heeft overigens niets te maken met de ontslagen waartoe we nu gedwongen zijn.’
Dubieus bezoek schelde kortelings aan ten huize van Inge Spruit, schrijfster van Onder de vleugels van de partij, kind van de Führer. Dat boek behelst het relaas van een voormalige SS'er die - ten einde ‘de jeugd te waarschuwen tegen de gevaren van het fascisme’ - berouwvol terugblikt op zijn bruine verleden. De biografie verscheen vorig jaar bij Het Wereldvenster en zal binnenkort in Duitse vertaling bij Peter Hammer Verlag worden uitgebracht. Het lijkt er op dat neo-nazistische sympatisanten willen verhinderen dat het ego-document de bondsrepublikeinse markt bereikt. Inge Spruit, in het dagelijks leven wetenschappelijk medewerkster aan de universiteit vertelt: ‘Ik ben bezocht door iemand met het voorkomen van een zakenman met een Duits accent. Hij heeft me buitengewoon veel geld geboden als ik contractbreuk met mijn Duitse uitgever zou plegen door het manuscript in te trekken. Bovendien beloofde hij de kosten te zullen betalen van een proces dat de uitgever mogelijk tegen mij zou aanspannen wegens het niet nakomen van mijn verplichtingen. Voorwaarde was alleen dat ik schriftelijk zou verklaren dat het verhaal dat in het boek staat opgetekend niet waar is.’ Mevrouw Spruit wees de aangeboden twintigduizend Mark (‘maar als ik dat te weinig vond viel daar over te praten’) alsmede het bedenkelijke voorstel van de hand. ‘Hoe die meneer heet weet ik niet,’ zegt ze. ‘Als ik het me goed herinner reed hij in een auto met een Duits nummerbord. Hij beloofde nog eens terug te bellen als ik over het aanbod had nagedacht, maar ik heb nooit meer iets van de man gehoord.’
Boos en verdrietig is Edgar Cario wegens een boek dat de antropoloog Peter Buiks over Surinaamse jongeren op de Kruiskade publiceerde. Op pagina 154 trekt de onderzoeker krachtig van leer tegen de ‘Surinaamse (!) schrijver Edgar Cairo’ die schandelijke ideeën over Surinaamse Rastafari's ventileert. In notabene het Nieuws van de Dag had de schrijver de haardracht van rastazanger Bob Marley omschreven als ‘lange in elkaar gedraaide slierten die op macaroni lijken’, (...) ‘vies en vuil’, (...) ‘als onder besmette druggebruikers’. Buiks hekelt dit staaltje ‘tendentieuze beeldvorming in de Nederlandse pers’ en concludeert snedig: ‘Het is wel duidelijk wat Marley, als hij nog leefde, daarop zou antwoorden: Raclat! Burn Babylon.’
Schreef Edgar Cairo niet ooit columns in de Volkskrant en De Groene, waarin discriminatie en racisme terugkerende thema's waren? Hoe kon zijn kopij, zo heel anders van strekking als lezers van hem gewend zijn, dan opeens bij het Nieuws van de Dag verzeild raken? Pijnlijk misverstand. Edgar Cairo wordt voor de zoveelste keer weer eens verward met zijn ‘bloedneef’ Henri Cairo, wiens pennevruchten met graagte door meer behoudende media worden afgedrukt. ‘Ik word regelmatig aangevallen voor wat hij geschreven heeft en andersom,’ klaagt Edgar Cairo. ‘Bij een recensie van Het vuur der grote drama's, een van mijn laatste dikke boeken, drukte De Gooi- en Eemlander laatst een foto van mijn bloedneef af. Het was een gunstige recensie. Toch was mijn neef zeer nijdig - en gelijk had hij.’