Tessa de Loo
Wie een literaire prijs ontvangt staat een beetje in zijn hemd.
Het gaat anders toe dan bij de Olympische spelen. De winnaar van de gouden plak staat op de hoogste trede van het voetstuk, de vuist triomfantelijk geheven, laat zich omhelzen door Miss Motorfiets en zijn waterlanders vloeien wanneer de eerste tonen van het volkslied klinken. Het is een situatie die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat: iedereen is het erover eens dat hij het snelst zwom, het hoogst sprong, het hardst liep.
Maar wie een literaire prijs krijgt is ten prooi aan tegenstrijdige gevoelens. Hij laat de gesloten enveloppe zo ongemerkt mogelijk in zijn zak glijden, zwaait schutterig met zijn trofee, weet niet hoe hij zich van het ding moet ontdoen en vraagt zich al die tijd koortsachtig af: wie van de aanwezigen heeft mijn boek gelezen, hoevelen hebben het na lezing van de eerste pagina dichtgeklapt, wie heeft het niet eens ingekeken en is ook niet van plan dit ooit te doen, wie kan na lezing zo tien anderen uit zijn mouw schudden die de prijs meer verdienen?
bert nienhuis
Hij verkeert niet meer in een overwinningsroes, het emotionele hoogtepunt ligt al ver achter hem. Dit was niet het ogenblik waarop hij voor het eerst zijn boek in de hand hield of in de boekhandel zag liggen, het is ook niet het moment waarop hij de prijs in ontvangst neemt. Indertijd, tussen het geploeter door, laaide er af en toe een aan dronkenschap grenzende vreugde in hem op wanneer hij het gevoel had een mooie passage te hebben geschreven.
Misschien zou het helpen als er bij literaire prijsuitreikingen ter vervanging van het Wilhelmus een aangrijpend lied werd gezongen met veel schrijversleed erin: mislukte meesterwerken, eenzaamheid, dode poezen, drankzucht.
Het Gouden Ezelsoor is de prijs voor het in een jaar best verkochte debuut. Het woord ‘debutant’ heeft het laatste jaar een merkwaardige ontwikkeling doorgemaakt. Betekende het oorspronkelijk: iemand van wie voor de eerste maal een manuscript gepubliceerd is, nu blijkt het een modeverschijnsel geworden dat het, wat de aandacht van de pers betreft, misschien wel wint van ‘Aids’. Natuurlijk is het heuglijk en bemoedigend dat de debutant, die vroeger met moeite een voet aan de grond kreeg (in het Engelse taalgebied is dat nog steeds zo, getuige het experiment van Doris Lessing), nu zoveel aandacht krijgt - ook ik ben daar dankbaarheid voor verschuldigd -, maar het gevaar dreigt dat de lezers het gevoel krijgen dat er een epidemie is uitgebroken waar vooral vrouwen het slachtoffer van schijnen te worden. Het is dan ook begrijpelijk als de debutanten zelf zich hiertegen verzetten en weigeren zich op een hoop te laten vegen. Dus geen ‘Debutanten’, ‘Nieuwe realisten’, ‘Amsterdamse School’, ‘Schrijvende (huis)vrouwen’. Een schrijver wil zich onderscheiden. Als hij ergens tegen van leer trekt wil hij geen mededemonstranten: hij wil de enige oproerkraaier zijn. Ik ben zo vaak tot debutant gebombardeerd dat het woord voor mij een stigma is geworden waarvan alleen een tweede boek me kan verlossen. Het Tweede Boek. De sabels liggen al klaar, een weinig comfortabele gedachte. Laten we zwijgen over het tweede boek. Het moet in alle vrijheid, als Spielerei, geschreven kunnen worden.
De toekomst zal uitwijzen hoe lang ieder van ons gelezen wordt: een jaar, tien jaar, vijfentwintig? Wordt er over vijftig jaar nog gelezen of is iedereen dan verslaafd aan de huiscomputer?
Ik hoop dat onze verzinsels ons, voordat het zover is, geen windeieren zullen leggen. Wie schrijft doet dat graag in een goed verwarmde kamer waar het niet lekt en met een fles drinkbare wijn binnen handbereik. Wanneer de mannen die het gas en licht komen afsluiten, de deurwaarders, het personeel van de PTT dat de telefoon buiten werking stelt elkaar voor de voeten lopen in het huis van de schrijver, dan is dat helemaal niet goed voor diens moreel of voor de kunst in het algemeen. Weg met de zolderkamerromantiek!
En nu ga ik gauw mijn prijs in veiligheid brengen, voordat de FGE zich bedenkt en hem aan iemand geeft die veel mooier schrijft dan ik. Ik dank de Organisatie van Fabrikanten van Grafische Eindprodukten voor het aan mij toekennen van deze prijs en stel voor dat ze het eerste ‘van’ vervangen door een ander woord of desnoods de hele constructie omgooien, want ik krijg mijn tong haast niet meer uit de knoop.
■