Toergenjevs geestdrift
Zeven verhalen die zijn leven bestrijken
Faust en andere verhalen door Iwan Toergenjev Vertaling Marja Wiebes en Yolanda Bloemen Uitgever: De Arbeiderspers, 246 p., f36,50
Karel van het Reve
Toergenjev was gauw geestdriftig over iemand of iets. Als iemand die hij bewonderde doodging, bracht hij zichzelf soms in moeilijkheden door luide van zijn ontroering blijk te geven. Bij de dood van Gogol schreef hij een stukje waarin hij Gogol een groot man noemde. Dat leidde tot zijn arrestatie en verbanning naar zijn landgoed. Toen Flaubert stierf, richtte hij zich tot het Russische publiek met een oproep om geld te sturen voor het oprichten van een monument - wat hem in Rusland geweldig kwalijk genomen werd, want waarom brengen die Fransen dat geld zelf niet bijeen en waar bemoeit Toergenjev zich mee en Gogol heeft nog niet eens een monument en denk eens aan al die Russische kinderen die niet genoeg te eten hebben. Toen de Franse staatsman Gambetta begraven werd liet Toergenjev namens vele landgenoten een krans bezorgen en stelde de Parijse pers daarvan in kennis - daarmee de indruk wekkend dat hij via andermans begrafenis in het nieuws wilde komen.
Vaak was zijn geestdrift min of meer traditioneel: Goethes Faust was iets geweldigs. Toergenjev zou woedend geworden zijn als hij Lodewijk van Deyssel had horen zeggen dat de Faust ‘van papiermaché’ was. Slechts in enkele gevallen verzette hij zich tegen de smaak van zijn tijd: in socialisme, Sarah Bernhardt en Victor Hugo zag hij niet veel.
Even naïef als zijn bewondering voor grote mannen was zijn trouw aan de in zijn jeugd gebruikelijke genres. Hoewel hij heel gevoelig was voor kritiek, alles aan vrienden liet lezen voor hij het liet drukken en iedereen groot gelijk gaf die er niets aan vond, ging hij toch met grote hardnekkigheid zijn gang en publiceerde hij menigmaal dingen waarvan hij van tevoren wist dat ze ‘niet van deze tijd’, ‘niet relevant’ of ‘elitair’ gevonden zouden worden.
Een aardig voorbeeld voor Toergenjevs vasthouden aan gevestigde literaire reputaties en genres is het verhaal in brieven Faust uit 1856, biografisch interessant omdat het een vrij nauwkeurige beschrijving van Toergenjevs landgoed bevat en reminiscenties aan zijn verliefdheid op het zusje van Tolstoj, dat net als de heldin van het verhaal niet van gedichten en romans hield. Zowel Toergenjev als de held van Faust putten zich uit in propaganda en declamatie en het meisje in het verhaal wordt bekeerd tot de poëzie. Tot haar ongeluk wordt ze ook verliefd op de held. Omdat ze getrouwd is met een wat onbenullige brave man, en een kind heeft, en bovendien onder plak zit van een - overigens dode - moeder kan er uit dit alles niets goeds voortkomen en sterft zij aan de ‘zenuwkoorts’, die in de negentiende-eeuwse literatuur vaak optreedt in zulke gevallen.
Menige Russische criticus van die tijd was niet tevreden met deze afloop: de held had die heldin aan die pruttige omgeving moeten ontrukken om samen groots en meeslepend te gaan leven, colporterend met Recht voor allen of Opzij of een ontmoetingscentrum leidend voor gevallen meisjes of gesjeesde studenten.
Een kleine dertig jaar geleden verscheen in Van Oorschots Russische Bibliotheek de Verzamelde werken van Toergenjev in vier delen. Daar zaten alle romans in (deel 1 en 4), een toneelstuk (deel 4), de Jagersverhalen (deel 2) en de andere verhalen op twaalf na (deel 2 en 3). Zeven van die twaalf zijn nu verschenen in de bundel Faust en andere verhalen, vertaald door Marja Wiebes en Yolanda Bloemen en fraai uitgegeven (met een landschap van Tsjechovs vriend Levitan op de omslag). Deze zeven verhalen bestrijken een groot deel van Toergenjevs leven: aan de Briefwisseling is hij begonnen in 1844, en het Lied van de triomferende liefde heeft hij afgemaakt in 1881.