De Forum-formule
Ten Braven
Het is verheugend dat dit weekblad in zijn nieuwe bijlage rond het boek ook het woord geeft aan iemand die professioneel geheel buiten de boekenbranche staat; nu eens geen uitgever of redacteur, geen universitair geschoolde letterknecht of beroepscriticus, geen boekverkoper en vooral ook geen schrijver. Nee, de redacteuren hebben nu eindelijk eens plaats willen inruimen voor iemand die inzake de literatuur bij uitstek tot oordelen bevoegd is: de gewoontelezer. En dat ben ik, het zij hier zonder een zweem van bescheidenheid gezegd.
Van mijn hand hoeft u dan ook geen beschouwingen te verwachten zoals zij elders in linkerbenedenhoeken van dagbladen met hooggeleerde allure worden neergepend, in proza dat zich amechtig voortplant in brede kolommen. Daar worden we wekelijks voorgelicht over alweer een rijk geïllustreerd werk dat ons haarfijn uitlegt wat de hygiënische gebruiken waren op een kasteel in de middeleeuwen, of het leven van de zoveelste excentrieke Brit vastlegt van de wieg tot het graf, al worden de meeste buitenechtelijke affaires onder de mantel der liefde weggewerkt.
Al evenmin zal ik me hier spiegelen aan de meervoudig onverzadigde azijnzure columns die in een bepaalde kwaliteitsbijlage door de verantwoordelijke cultuurredacteur zo doortimmerd worden opgesteld en zo strikt binnen de marges van de fatsoenlijke burgerij, dat men er een kleine vier uur na lezing geen enkele gedachte meer uit kan reproduceren.
Toch zijn dat de echte ontboezemingen van ingewijden die het schrijven van binnenuit kennen; deze chroniqueurs kunnen urenlang mijmeren over het denkbeeld dat een gedicht gelezen moet worden voor het echt bestaat; dat een roman als men hem heeft uitgelezen ook echt is afgelopen en dat we dus niet mogen vragen wat er daarna met X. en Y. gebeurde; zij staan er telkens opnieuw bij stil hoe verrassend het is dat iedere nieuwe generatie zijn eigen keuze maakt uit de literatuurgeschiedenis, die men daardoor als het ware telkenmale ‘herschrijft’.
Voor de lezende dilettant zijn zulke aperçu's al gauw te weids. Ik wil hier veel minder hoog draven, maar wel des te concreter zeggen wat mij bevalt en niet bevalt. Zo zal ik niet rusten voor een kwaad is uitgeroeid dat bestaat in de slecht verwerkte nasleep van wat het tijdschrift Forum hier te lande heeft aangericht.
Ter Braak en Du Perron, in lui letterland al bijna net zo'n obligaat koppel als Scheltema Holkema, hadden destijds zo'n bloedhekel aan de woordkunstige Schoonheid die alles wat sinds tachtig geschreven werd met een taaie korst overdekte, dat ze weer wat al te heftig begonnen te hameren op de andere kant van de medaille.
Zij eisten dus dat een werk iets zinnigs te zeggen had, en noemden dat de persoonlijkheid van de schrijver die ze erin wilden ‘ontmoeten’. Dat het daarbij een metafoor betrof, werd al gauw vergeten. De adepten van de Forum-leer dachten dat het echt van belang was dat elke schrijver zich in de eerste plaats als persoonlijkheid manifesteerde. De mens achter het werk werd allengs belangrijker.
In de prille jaren dertig was het nog wel verfrissend als Du Perron erop wees dat op een strandfoto van Binnendijk de ‘pik van Dick’ viel waar te nemen. En ook schroomde hij niet om ter beslechting van een literair geschil Pom ten aanschouwe van het Leidseplein een oorvijg te geven. Begrijpelijk maar helaas. Daarmee was ook de stoot gegeven tot de bewondering van de schrijver als poseur. Al gauw leek het er niet meer op aan te komen wat men schreef, als men maar een persoonlijkheid scheen te zijn in het wereldje van anderhalve hectare in het hart van Amsterdam.
Zo is er de bekende figuur van een uitgever op de Herengracht die zich de allure van een heuse schrijver heeft aangemeten door zich met flambard en vlinderdas voort te bewegen en zo nu en dan in forums of tv-programma's krachtig bassend onzinnige uitspraken te doen. En de media stinken erin en werken eraan mee de indruk te vestigen dat het voldoende is je persoonlijkheid te etaleren; dan hoeven je boeken niet echt leesbaar te zijn.
Ook de vrouw-onvriendelijke stekelvisjager te Leiden is er in weinig jaren in geslaagd het feit dat hij nauwelijks een lopende zin kan formuleren weg te schminken achter een goed geëxploiteerde persoonlijkheid, door het hoogste woord te kraaien in interviews en door overvloedige beschouwingen over van alles maar vooral over niets.
Nog verwerpelijker zijn de Goetheluis, bekend van vijfhonderd rubrieken in beeld en geschrift, en de Lenny Bruce-imitator die zich grote faam in de letteren heeft verworven door op de kaft van een boek als hoerenloper te paraderen.
Goed, dit zijn extreme gevallen. Maar laten toch alle schrijvers die echt kunnen schrijven loskomen van dat Forum-idee, de schare van parasiterende interviewers en tv-praters de rug toekeren en in alle stilte hun werk doen, desnoods totaal verstoken van persoonlijkheid. Als ik ze maar met genot mag lezen.
■