‘Toen ging ik door het lint’
De rol van vrouwelijke bendeleden
The girls in the gang A Report from New York City door Anne Campbell Uitgever: B. Blackwell 277 p., f73,55
Lodewijk Brunt
Weeza was er niet op gesteld als andere vrouwen speciale aandacht aan de dag legden voor haar vriend Chico. ‘Wat doe je hier,’ vroeg ze aan het meisje dat op een goede dag stond te wachten in de ruimte waar Weeza, Chico en hun vrienden altijd rondhingen. ‘Ik wacht op Chico,’ zei de aangesprokene. Weeza sidderde en vroeg: ‘Waarom wacht je op hem?’ ‘Dat heeft hij me gevraagd.’ ‘O ja? Was jij soms gisteravond met hem uit?’ ‘Ja.’ ‘Ben je met hem naar bed geweest?’ Toen het meisje hier bevestigend op antwoordde, ging Weeza ‘door het lint,’ zoals ze zei.
En ze vertelde wat er vervolgens gebeurde: ‘Ik trapte haar, man, ik sloeg haar, sleurde haar naar buiten en trok de bloes van haar lijf. Ik joeg haar over de straat zonder schoenen, zonder bustehouder, zonder bloes, ze had niks anders meer aan dan haar broek. Ik had de kans niet om die uit te trekken. Ze rende als een gek en ik heb haar bijna een mes tussen de ribben gestoken, maar toen werd ik tegen gehouden. Ik heb haar geraakt. Ik heb haar afgemaakt, laat maar zitten. Toen zei ik tegen Chico: “Maak jij je geen zorgen, vriend. Ik ga het doen met een van je vrienden en je zult er wel achter komen met wie.”’
Weeza woont in het oostelijk deel van Manhattan. Ze is van Portoricaanse afkomst, net als haar vriend. Ze is prominent lid van een bende, die geheel uit Portoricaanse vrouwen en meisjes bestaat, voor het merendeel woonachtig in dezelfde buurt: de Sex Girls. Deze vrouwengang is nauw geliëerd met een eveneens Portoricaanse bende van jongemannen, waarvan Chico een van de leidende figuren is: de Sex Boys. Geweld is een onlosmakelijk bestanddeel van hun alledaagse bestaan. Wil je lid worden van de Sex Girls, die zich onderscheiden door een eigen tenue met speciale ‘clubkleuren’, dan zul je je daarin moeten bekwamen. ‘We namen een nieuw meisje mee naar het park,’ zoals Booby, een goede vriendin van Weeza uitlegde, ‘dan moest ze één van ons uitzoeken, hinderde niet wie, en dan moest ze vechten zodat we konden zien of ze er tegen kon om slaag te krijgen. Als ze dat niet kon, dan vocht ze niet en dan namen we haar niet. Want we wisten dat ze op een dag - je weet wel, ergens op straat - aangevallen kon worden, dus moesten we er zeker van zijn dat ze kon vechten en dat ze met ons mee kon doen. Daarom moest ze eerst vechten. Zonder te huilen.’