Vrij Nederland. Boekenbijlage 1984
(1984)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Money: a suicide note door Martin Amis Uitgever: Jonathan Cape, 368 p., f48,60
| |
Crimineel milieuSelf heeft een ontrouw, nimfomaan vriendinnetje, Selina Street, die al even gek op geld is als hij. Geld maakt pornografie van seks: while making love we often talk about money. I like that dirty talk. Self beseft dat hij nooit echt greep op geld zal krijgen: het geld dat hij in handen krijgt dient tot niets: hij pisses it away. Dat heeft te maken met het feit dat hij geen achtergrond heeft, zich in een leegte tussen de dingen in voelt hangen: hij komt uit een duister, crimineel milieu in hartje Londen en heeft van zijn zevende tot zijn vijftiende in New Jersey gewoond, vandaar zijn kleurrijke half Amerikaanse Engels. Zijn grootvader had geld, maar dat telt niet: hij had het letterlijk zelf gemaakt. Toen Self voor het eerst iets verdiende, stuurde zijn vader hem een rekening voor zijn opvoeding. Geld is dodelijk, dat is de boodschap die we in talloze variaties te horen krijgen. Money is de laatste brief van een zelfmoordenaar vernemen we van de titelpagina en uit Selfs eigen mond. Maar hij heeft niet door wat hij aan het doen is of hem wordt aangedaan. ‘I must be fucking suicidal. And I wish I knew why.’ Omdat hij gedoemd is altijd een ordinaire pummel te blijven? ‘Look at the state of my private culture... It really isn't very nice in here.’ Hij zou zo graag de sprong willen maken ‘into - into wat? Into a world of thought and fascination. How do I get there? Tell me, please.’ Martina probeert hem te helpen; ze geeft hem boeken te leen, maar omdat hij nog nooit iets heeft gelezen, vindt hij Animal Farm kinderachtig en The Catcher in the Rye fraai en krachtig geschreven. Ze neemt hem ook mee naar de opera, waar hij zich afvraagt waarom Othello niet doorheeft wat Desdemona en Cassio in hun schild voeren. In New York geeft de door jet lag en vreselijke katers geplaagde Self zich over aan ordinaire uitspattingen; hij strompelt van topless bar naar bordeel en hamburgertent en stopt zich vol drank, slechte dope en andere troep. Met de film die hij gaat maken zijn er al vanaf het begin problemen. De spelers zijn zulke groteske egotrippers dat hij heel wat met ze te stellen krijgt, wat de grappigste scènes oplevert. Zo is er de met grote borsten gezegende maar kinderloze oermoeder Caduta Massi (een naam die diegenen onder u die weleens door Italië hebben gereden wel zullen herkennen), en Lorne Guyland, die in een grijs verleden als cowboy schitterde en nu geen oude man of verliezer wil spelen en zijn liefdesscènes per se naakt wil doen. We krijgen een prachtige lijst voorgeschoteld met de uiteenlopende figuren - van Djenghis Kan tot Jezus Christus - die deze oude bok heeft gespeeld. En dan de jonge Spunk Davis (Self vreest dat diens voornaam aan de andere kant van de oceaan moeilijkheden zal geven: in het Engels betekent het namelijk ‘kwakje’) een wedergeboren fundamentalist die niet rookt, vecht of aan seks doet. Intussen krijgt Self dreigende telefoontjes van iemand die zegt Frank te heten en alles van Self afweet, vooral van de gênante ogenblikken in zijn leven die door de drank uit zijn eigen geheugen zijn gewist. Wie is Frank? ‘I'm just the guy who's life you fucked up,’ zegt hij. Bovendien heeft hij het gevoel dat hij door een lange roodharige dame wordt geschaduwd. Er zijn trouwens wel meer mensen die het op hem voorzien lijken te hebben. Self keert uit de verloedering van New York naar Londen waar het pas echt bergafwaarts met hem gaat - met Londen trouwens ook: ‘Londen has jet lag. Londen has culture-shock. It's doing everything the wrong way round at the wrong time.’ Het wemelt in Londen van de hamburgertenten, neon-verlichte boutiques en souvenir-supermarkten. De En- | |
[pagina 11]
| |
gelse pub wordt ons in al zijn eerbiedwaardige treurnis beschreven, en over het eten dat je daar krijgt zegt Amis: ‘The French, they say, live to eat. The English, on the other hand, eat to die.’ | |
Donderend geweldTerug naar de plot, die wel degelijk regelmatig de kop opsteekt: een venijnige feministe, Doris Arthur, komt met een script dat gegarandeerd door alle acteurs en actrices zal worden afgekeurd. Om de zaak te redden haalt Self er een schrijver uit Londen, een zekere Martin Amis bij. Amis, die voor de grote som geld die hem in het vooruitzicht wordt gesteld is gezwicht, werkt het script zo om dat het aanvaardbaar wordt. Maar uiteindelijk blijkt noch de film noch Self te redden te zijn: de intrige sluit zich (hoe precies zeg ik niet) en Self stort met donderend geweld in. De schrijver, of de figuur Martin Amis, probeert Self nog voor een aantal dingen te waarschuwen; hij fluistert hem zelfs in dat hij een hulpeloze romanfiguur is, en maakt hem ten slotte in bij een potje schaak door hem in een positie te manoeuvreren van waaruit elke zet hem fataal zou worden. Ik zelf krijg snel genoeg van post-modernistische spelletjes met de positie en status van figuren, schrijver en lezer, maar er zullen zeker mensen zijn die dit een van de aantrekkelijkste kanten van Money vinden, en ik moet toegeven dat het esthetisch-ontologische spel nauw verwreven is met de ontknoping van de intrige en aftakeling van de held. Self is echter ook zonder deze dimensie al interessant genoeg. Hij laat een heel eigen geluid horen. Amis heeft de zogenaamd niet-belezen aan porno en andere troep verslaafde een scherp, humoristisch oog en oor gegeven en een geweldig krachtige, agressieve, verrassende taalbeheersing. En het taalgebruik is het punt waarop Money excelleert. Het is sterk als staal maar met zo'n veerkracht dat de woorden in je gezicht zwiepen. Een politieman die vanuit een helikopter zijn pistool richt wordt ‘A coptered pig drawing a bead on your rug.’ In LA krijgt hij ‘a twenty-dollar blowjob from a speed-fuelled Zulu called Agnes.’ Zo zou ik nog wel even door kunnen gaan. De passages waarin het stadsverkeer en allerlei straatgekken worden beschreven zijn subliem. Sla het boek maar open, op elke willekeurige pagina vindt u wel een voorbeeld. Self is niet alleen goed van de tongriem gesneden, maar ook een stuk minder banaal dan hij pretendeert. Dat kan ook niet anders: we moesten toch kunnen zien dat hij lijdt. De eerste keer dat hij ons een topless bar mee inneemt, vertrouwt hij ons toe dat hij medelijden heeft met een van de danseressen die grote, treurige borsten en reksporen in haar huid heeft, terwijl ze pas negentien, op zijn hoogst twintig is. Selfs tragiek is niet dat hij een onwetende verteller is, die wordt geobserveerd zonder het te weten, maar dat hij slim genoeg is om in te zien dat hij een nul is: hij leeft in een hel, en dat weet hij. Met de romans van Martin Amis is het altijd net alsof er een stem in het niets praat. Niet dat de wereld genegeerd wordt: zij wordt aandachtig, met humor en gevoel bekeken, maar alles, de hele wereld, zit opgesloten in het bewustzijn van de verteller. Money spreekt met een duidelijke individuele, bezeten stem die je niet loslaat. Pas aan het eind komt er een serene noot, de subtielste verrassing van het boek: misschien haalt Self het toch nog en ziet hij in dat zijn leven één grote grap is. ■ |
|