Vrij Nederland. Boekenbijlage 1984
(1984)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Havinck Een episode door Marja Brouwers Uitgever: De Bezige Bij 180 p. f27,50
| |
Persoonlijkheidstructuur‘Alles wat Havinck wil of ooit gewild heeft is gewóón doen.’ Is zijn gebrek aan emotie na de dood van zijn vrouw ongewoon? Ogenschijnlijk weigert Havinck zich in zijn gevoelens te verdiepen, wat voor Lydia precies de reden vormde voor haar onafgebroken, vermoeiende scheldpartijen over gebreken in zijn persoonlijkheidsstructuur: ‘De feiten daaromtrent werden bijna dagelijks aan beschouwing onderworpen, gerechtvaardigd, geëvalueerd, met een hutspot van argumenten en vooronderstellingen, nonchalant door elkaar gehakt en aangedreven door knarsend sentiment, een wijze van redeneren die ze zich liet aanreiken door de stapels feministische publikaties, waar hij overal in huis over struikelde, omdat zij nooit de hoop opgaf dat hij op een dag zich dit vocabularium ook eigen zou maken, teneinde aan de voortgaande discussie zijn bijdragen te kunnen leveren.’ Er worden meer onaardige dingen gezegd over Lydia (beschaafd accent, haar opvoeding ‘een knap stukje werk’, kleren van de Bonneterie, ‘maar haar ondergoed was niet schoon’), door haar psychiater bij voorbeeld: ‘narcistische stoornissen’, is, bondig, diens postume oordeel. Dat verhindert volstrekt niet dat Lydia's conclusie juist is en Havinck derhalve een gevoelloze egoïst, met al evenveel moeite als zij zelf om zich aan te passen aan de ouderrol. Zijn verhouding met zijn dochter Eva - (‘Anderen hebben dochters met verlegen paardestaartjes en sportieve basketballtruien, die op vioolles zitten en het Griekse alfabet oefenen. Waarom moet híj nou net weer, bij al zijn ellende, een puber treffen die met beroete ogen en een dreigende C-cup uit de hand loopt?’) - pleit niet erg voor een grote mate van belangstelling-voor-de-ander. Niet best is ook dat hij tegenover zijn veel jongere vriendin, Maud, de verwijten van Lydia nabauwt: ‘Toestand? Moeilijkheden? Gauw weg.’ Maar inmiddels is de reconstructie van het verleden in volle gang, en omdat die reconstructie plaatsvindt in het brein van de hoofdpersoon, kan die zo gevoelloos niet zijn. De auteur hult zich geriefelijk in de neutraliteit waartoe het vertellen in de derde persoon zich leent, maar verraadt, in spaarzame passages, toch enige sympathie: ‘Robert staart uit het raam. Aan besef, aan inzichten ontbreekt het hem niet, maar als hij probeert om wat hij dan beseft te ordenen in logisch verband, is het of hij zijn gedachten uit modder moet trekken.’ Heel mooi vind ik de scéne waarin Robert, met tegenzin, in oude foto-albums bladert, met meelijwekkend illusieloos wantrouwen tegenover ‘pogingen om het leven vast te leggen in een willekeur van verstarde momenten die, uit hun verband gelicht, een vals en ook nog onbenullig verhaal vertelden.’ | |
Sartres hel‘Illusies heb ik niet meer,’ verklaart Robert tegenover Maud, die hij daarmee wil overhalen voortaan zijn overhemden te wassen en zijn knopen aan te zetten. Mauds reactie is voorspelbaar, al is het niet voor Robert: ze is inderdaad gauw vertrokken, geschrokken wellicht van Roberts opvatting van het para-
vervolg op pagina 21 |
|