Raadselachtige beelden
Raadselachtige beelden en niet minder raadselachtige ‘verklaringen’, en dat honderden bladzijden lang. Maar al lezend en je verzettend tegen een zich opdringend gevoel van oververzadiging raak je langzaam vertrouwd met dit imaginaire universum, je raakt er min of meer aan verslaafd, in een draaiende beweging zuigt de tekst je mee tot een punt waar je ophoudt te interpreteren en waar je accepteert dat de beelden niet meer ergens voor staan, geen allegorieën meer vormen, maar zijn wat ze zijn. Een andere werkelijkheid. En toch is er in je achterhoofd wantrouwen, de behoefte inderdaad om Botho Strauss het woord te ontnemen en te roepen: ja maar wacht even, waar sláát het eigenlijk op! En dan komt er een hoofdstuk waarin een paar intellectuelen discussiëren over de moderne tijd en wat daarmee mis is en het wordt allemaal keurig rationeel verwoord en dialectisch aangepakt en je merkt dat je daar ook geen snars wijzer van wordt. En al gauw komen de beelden weer, een optocht waarin het hele Duitse volk Hitler ten grave draagt, nog meer gnomen, padden, brandende braambossen, zoektochten, beproevingen, reflecties, verlossingen.
In het laatste hoofdstuk Der Turm zijn we weer terug bij Leon Pracht, de jonge man waarom het allemaal lijkt te draaien. Er zijn een paar jaar voorbijgegaan, maar waar zijn die gebleven? In de tussenliggende hoofdstukken stond immers de tijd stil, daaraan kan hij ze niet verloren hebben. Hij heeft een paar jaar alleen rondgereisd en land en mensen met verwondering bekeken, staat ergens. Hij heeft nu ook een vrouw, Yossica, wier hoofd hij - of een ander? - in een van de fantastische hoofdstukken uit de aarde groef. Nu ontmoet hij de eerste regisseur van het theater waaraan hij ooit zijn debâcle beleefde. Deze, Alfred Weigert, heeft onder de naam Ossia een grote carrière gemaakt met films waarin hij zelf de komische held speelde, een cultusfiguur. Weigert heeft zich teruggetrokken in een luxehotel dat hij niet meer wenst te verlaten, hij ligt op bed en is dik geworden. Creatief betekent hij niets meer, een paar losse ideeën weet hij niet meer te rijmen. Hij wil dat Leon Pracht hem helpt, samen zullen ze een nieuwe kunst maken. Maar Leon Pracht gaat er niet op in, hij neemt afscheid van deze laatste kunstenaar en is gelukkig dat hij het valse licht van de hoteltoren achter zich kan laten.
Een duister boek. Is het de zwanenzang van een kunstenaar, een ‘Absage’ aan de mogelijkheden van de kunst? Of is het een balans, een opruiming van het oude en de aankondiging van iets nieuws? Of demonstreert het louter wat het pretendeert te zijn: een schild van poëzie tegen de voortsuisende tijd-pijl? Ja, dan hoeven we niet verder te gissen en moet de lezer even de tijd nemen voor dit boek.
■