Een hoger standpunt
Marijke Höweler en deel drie over de familie De Zeeuw
Ernesto door Marijke Höweler Uitgever: De Arbeiderspers, 231 p., f24,50
Diny Schouten
Na het glorieuze debuut van Marijke Höweler (Van geluk gesproken - een wonder van virtuoze lichtzinnigheid), viel het moeilijk om van het vervolg erop, Bij ons schijnt de zon, de voorspelbaar-narrige opmerking binnen te houden dat het ‘méér van hetzelfde’ was. Bij Ernesto, deel drie in een serie die al een hele roman-fleuve is geworden, geldt dat in verhevigde mate. Moet ‘meer’ ook niet vervangen worden door ‘te veel’?
Het is ook nooit goed of het deugt niet! De flap bezweert gelukkig dat Marijke Höweler ‘nog één maal’ de figuren opvoert ‘wier belevenissen we met een mengeling van afschuw en mededogen hebben kunnen volgen in Van geluk gesproken en Bij ons schijnt de zon. Wat het genre betreft mag Höweler overigens aanspraak maken op de eerste rechten, ten slotte is zij (meen ik) begonnen met de ‘ironische zedenschets’ waarvan er plotseling veel meer voorbeelden zijn op te sommen. Vergis ik me, of streven auteurs als Renate Dorrestein, Marjan Berk, mischien ook Mischa de Vreede, niet naar hetzelfde: zich te amuseren met de innerlijke leegte van trendy mensen wier salaris een stuk hoger ligt dan hun intelligentie zou doen vermoeden? Zij, en ik herinner me ook nog de naam van Maartje Luccioni, geven aandoenlijke familietafereeltjes uit de higher middle class, ‘met een mengeling van afschuw en mededogen’ beschreven vanuit een iets hoger echelon. Het damesgeslacht is opvallend oververtegenwoordigd in dit genre: opvolgsters van Ina Boudier en Top Naeff?
Nu Höwelers boeken over de familie De Zeeuw - Leo en Wiesje, broer en zus; Leo's echtgenote Rosa; zoon Ernest; zwager Hugo: allen bekend uit deel één of twee, alleen mevrouw De Zeeuw, moeder van Leo en Wiesje, ontbreekt in dit gezelschap, zij wordt aan het begin van deel drie plechtig ten grave gedragen - inmiddels zijn uitgegroeid tot een trilogie die welhaast de ‘boeken der kleine zielen’ zou kunnen heten, hinderde dat onmiskenbaar innemen van een hoger standpunt dan dat van de personages me een beetje. De vette knipoog daarbij naar de lezer gaat zelfs tegenstaan. Er zit iets in het gebruik van ‘we’ dat mis is, het is alsof de schrijver de lezer er bondgenoot mee wil maken: ‘Laten we wel wezen’; ‘daar kunnen we geen aandacht aan besteden natuurlijk’; ‘we kunnen ten slotte niet alleen maar ellende hebben vanavond’.
Marijke Höweler, foto Klaas Koppe
Ik vind het al moeilijk om Höwelers ironisch dédain tegenover de Ikea-keukenset van die arme, gescheiden, Hugo te delen; laat staan dat ik evenveel genoegen schep als zij in de gadgets van de mindere stand. Tenslote heeft de I-balk van drieëneenhalve meter die Willem Sanders probeert te organiseren om zijn slaapkamer te kunnen uitbreken, niet alléén maar komische kanten.