Freud en de cultuur
Vervolg van pagina 9
Freud meent kortweg dat kinderlijke hulpeloosheid, behoefte aan vaderlijke bescherming uit angst voor macht van het noodlot, de bron is van religie. Deze verklaring gaat lijnrecht in tegen die van Romain Rolland, die door Freud in het begin geciteerd wordt en met wie hij daarvoor uitvoerig gecorrespondeerd had. Romain Rolland had Freud gewezen op een fundamenteel gevoel van de mens, dat bij alle mensen aanwezig is en dat volgens sommigen de basis is van alle religieuze behoeften. Rolland noemt het een ‘oceanisch’ gevoel, een gevoel als van iets dat onbegrensd is, een gewaarwording van eeuwigheid, een gevoel van een sterke verbondenheid tussen het Ik en de buitenwereld. Het is de kracht, die de geliefden doet versmelten, de instinctieve bron voor de inspiratie van de kunstenaar en het is dat wat literatuur, kunst en muziek en mystiek met elkaar verbindt. Het ‘oceanisch’ gevoel kan leiden tot nieuwe vormen van kennis.
Freud reageert in Das Unbehagen in der Kultur laconiek door te bekennen dat hij dat ‘oceanische’ gevoel niet in zich zelf kan ontdekken. Hij komt er ten slotte toe om dat ‘oceanische’ gevoel voor een groot gedeelte als een vorm van regressie te beschouwen, een stadium van onbegrensd narcisme, dat een goede oriëntatie in de vreemde buitenwereld onmogelijk maakt.
Het duidelijkst staat Freud tegenover Romain Rollands levensvisie in zijn opvating over de naastenliefde. Het christelijke gebod ‘Heb uw naasten lief als u zelve’ en het nog strengere gebod ‘Heb uw vijanden lief’ was volgens Freud onuitvoerbaar. Bovendien heeft liefde, die op de gehele mensheid betrekking heeft, vermindering van liefde voor onze geliefde tot gevolg. En daar komt nog bij dat de meeste mensen onze liefde niet waard zijn. Je moet wel gek zijn, aldus Freud, om machtswellustelingen of carrièrejagers lief te hebben. Onder bepaalde omstandigheden blijkt de mens behept met wreedaardige agressie en is hij als een wild beest dat elke consideratie met zijn eigen soort vreemd is. Het enige alternatief is dat ieder individu zich zijn agressie bewust maakt en dat de cultuur alles in het werk stelt om de agressieve driften te beperken. Het is de enige mogelijkheid van een samenleving om voort te blijven bestaan. Niet schokkend origineel maar nuttig om nog eens te horen.
Ik moet bekennen dat ik de stoïcus in Freud zonder meer bewonder. In tegenstelling tot Romain Rolland weigert Freud om de rol van profeet, revolutionair of religieus leider te spelen. Hij beschouwt zich zelf als de onpartijdige man van de wetenschap, die alle metafysica en hooggestemde idealen ontmythologiseert. Hij leert je dat de ontwikkeling van de cultuur een titanenstrijd is tussen levensdrift en destructiedrift, tussen Eros en Dood. Hij eindigt zijn essay als volgt: ‘De mensen hebben het nu in de beheersing van de natuurkrachten zo ver gebracht dat zij elkaar met hun hulp gemakkelijk tot de laatste man kunnen uitroeien. Zij weten dat, en dat is verantwoordelijk voor een goed deel van hun huidige onrust, hun ongeluk, hun angststemming. En nu valt te verwachten dat de andere der beide “hemelse” machten, de eeuwige Eros, zijn best zal doen zich in de strijd met zijn onsterfelijke tegenstander te handhaven. Maar wie kan de afloop voorzien?’
De laatste vraag werd in 1931 toegevoegd, toen de bedreiging van Hitler duidelijk merkbaar was. Deze vraag geldt nog steeds.
■