Tim Krabbé
Vervolg van pagina 9
van de perfecte moord. Aarzelend eerst, maar gaandeweg steeds doortastender zoekt hij naar de beste methode om jonge vrouwen in zijn auto te lokken en met chloroform te bedwelmen. Hij tracht elk spoor dat zijn misdaad kan nalaten te voorzien en bij voorbaat uit te wissen. Het hoofdstuk eindigt met de overweldiging van Saskia, die bewusteloos in Lemorne's auto wordt weggevoerd. De ontknoping volgt in het vierde hoofdstuk. Rex heeft na de trip met Lieneke opnieuw, net als acht jaar daarvoor, een advertentie geplaatst in de Franse dagbladen waarin hij om inlichtingen vraagt over Saskia. Hierop volgt een bezoek van Lemorne aan Rex, die... maar als ik zo doorga vertel ik wat de lezer zelf moet ontdekken.
De ene moord lost de andere op daar komt het op neer: het is een vondst die er mag zijn. De moorden spiegelen elkaar, zijn wezenlijk op elkaar betrokken. Dit concept ligt al symbolisch besloten in Saskia's voorspellende droom aan het begin: ‘Toen ze klein was had ze eens gedroomd dat ze opgesloten zat in een gouden ei dat door het heelal vloog. Alles was zwart, er waren niet eens sterren, ze zou er altijd in moeten zitten, en ze kon niet doodgaan. Er was maar één hoop. Er vloog nog zo'n gouden ei door de ruimte, als ze tegen elkaar botsten zouden ze allebei vernietigd zijn, dan was het afgelopen. Maar het heelal was zo groot!’
Hoewel Krabbé zijn complexe casus knap heeft uitgedacht, is hij er toch niet steeds in geslaagd om de spanning vast te houden. Het begin en einde zijn het sterkst. In het eerste hoofdstuk zorgt Saskia's geheimzinnige verdwijning en in het laatste de gruwelijke ontknoping voor voldoende ‘thrill’. Maar daartussenin verslapt dit proza. Het tweede hoofdstuk bevat veel overtolligs. Waarom zo uitvoerig ingegaan op de vakantiebesognes van Rex en Lieneke? Goed, er is de contrastwerking natuurlijk: deze vakantie is geslaagd terwijl die met Saskia al op de eerste dag droevig afliep. Toch hoeft dat niet pagina's lang gesuggereerd te worden door uitweidingen over zwemmen, zonnen, surfen en badminton. In het retrospectieve hoofdstuk over Lemorne liggen de zaken iets ingewikkelder. De informatie over Lemorne's gekte en de wijze waarop hij naar de moord toegroeit is onmisbaar voor de rest van het verhaal. En toch wekt dit hoofdstuk de indruk te zeer een apart geheel te vormen, een obstakel dat de loop van het verhaal al te nadrukkelijk onderbreekt. Daarom zou het beter zijn geweest wanneer de Lemorne-episode in fragmenten over de rest van het verhaal was verdeeld. Door zo'n voortdurend wisselend perspectief zou bovendien een soort simultaaneffect zijn ontstaan waardoor de voor een moord noodzakelijke betrokkenheid van de moordenaar op zijn slachtoffer en vice versa ook in formeel opzicht zou zijn onderbouwd. Ook Het gouden ei is in stilistisch opzicht weinig gevarieerd en verrassend. De zinnen zijn netjes en overzichtelijk aaneengeregen en doen onpersoonlijk aan. Maar dat blijkt in dit boek, vanwege het contrast met het ingewikkelde gegeven en de gruwelijke lading daarvan opeens wel goed te werken. Het verhaal wordt er overzichtelijker door en krijgt door de wat kale dictie juist iets extra schokkends. Zo kan iets dat in het ene boek een tekort is in het andere een voordeel zijn. Schrijven is een moeilijk vak.
■