Vrij Nederland. Boekenbijlage 1984
(1984)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Het pregnante tekenen
| |
VerhalenHet grafisch concept van Swarte is desondanks nooit van zijn stripverleden losgeraakt. Zijn strips bevatten al vele plaatjes met interieurs en straatbeelden die hij nu rechtstreeks als zelfstandige en afgeronde produkten brengt. Maar ook in andere zin is er samenhang in het zo uiteenlopende werk van Swarte en daarvan geeft Hors Série wel een beeld. Als men in plaats van de tot nu toe door mij gebezigde term strips de in stripkringen net zo gebruikelijke term beeldverhaal verkiest, raakt men de kern van Swarte's oeuvre: hij beeldt een verhaal uit. Aanvankelijk door reeksen opeenvolgende plaatjes, daarna door losse, zelfstandige beelden. Rudy Kousbroek gebruikte daarvoor onlangs de term cartoons, waar ik niet gelukkig mee kan zijn, maar hij typeerde daarmee wel het verhalende element, inzoverre een cartoon ook ‘vertelt’: een grap, een politieke opvatting of wat dan ook. Dat Swarte met dat werk iets meedeelt is niets nieuws. In feite delen alle beeldende kunstenaars iets mee, maar het verschil is dat Swarte in zijn Hors Série sterk leunt op de traditie van het beeldverhaal, pardon, de strip. De strip is zijn taal. Men moet daarbij niet denken aan tekstballoons, beeldsignalen en reeksen van opeenvolgende plaatjes die om een verhaal te kunnen vertellen getekend moeten worden, maar aan de essentie van strips: de combinatie van verhaal en beeld. Niet de materiële combinatie (tekst + beeld = strip), maar de wezenlijke combinatie. Swarte heeft uit de wereld van de strip de essentialia gedestilleerd | |
[pagina 11]
| |
Omslag voor Humo, Brussel, 1981
Hoes grammofoonplaat, 1979
Zelfportret voor tentoonstellingsaffiche, Brussel, 1982
Omslag voor Humo, Brussel, 1983
| |
[pagina 12]
| |
die het hem mogelijk maken om vanuit stilstand te vertellen. Het pregnante tekenen, zoals de fotografie van Ed van der Elsken of de literaire portretten van Siegfried Woldhek. In ‘stripkringen’ is Swarte's ‘ontrouw’ aan de strip in materiële zin hard aangekomen. Dat hij juist succes bleek te hebben met zijn losse illustraties en ontwerpen is daar debet aan, want juist die kringen smachten nu al jaren naar de hen inmiddels zo van harte gegunde waardering. De onmiskenbaar grote invloed van Swarte op de stripwereld maakt zijn afvalligheid moeilijk te verwerken. Sinds hij de term ‘klare lijn’ introduceerde is er een ware school van epigonen gekomen, die of Swarte's analyse van het werk van Hergé (De Avonturen van Kuifje) als uitgangspunt namen, of rechtstreeks terugvielen op Hergé, omdat Swarte met zijn werk aantoonde dat het grafische concept van Hergé zich wel degelijk leent voor het vertellen van volwassen strips: grafisch volwassen, oftewel voor verhalen met een inhoud gericht op volwassenen. De inzet van die discussie is tot nu toe interessanter dan het stekelige partijkiezen en het opvallendst is nog wel dat men buiten Nederland daarin loyaler reageert dan binnendijks. Het succes dat Swarte al in de Verenigde Staten te beurt valt in het blad Raw, maakt hier minder indruk dan het feit dat bij voorbeeld zowel Hergé als Morris (Lucky Luke) en Matena daar slechts gecensureerd konden verschijnen. | |
Catalogus
Ontwerpen voor rubberstempels, 1981
Er kleven ook bezwaren aan Swarte, Hors Série. Zijn minutieuze documentatie heeft iets fetisjistisch. Een fetisjisme dat ongetwijfeld te maken heeft met zijn voorbeeld Hergé, maar dat volstrekt willekeurig is, omdat Hergé actueel en documentair tekende en op geen enkele wijze de behoefte had om daarin een voorkeur te laten blijken. Bij Swarte is het feit dat Hergé toevallig zijn strips tekende in een andere periode (en dat zijn strips daarna steeds ongewijzigd herdrukt zijn) verworden tot een inzet, een grafische belijdenis die nooit zo bedoeld was. In die zin gebruikt Swarte de open, op weglating gebaseerde tekenstijl van Hergé voor een overvloed van grafische fijnzinnigheden en elementen, die zijn opleiding als vormgever te zeer benadrukken. Zijn werk krijgt daardoor soms een al te pretentieus stempel, wat ten koste gaat van de spontaneïteit en het relativerende van zijn humor. Het botst ook met zijn vindingrijkheid, die van zich zelf al grafisch genoeg is, zoals blijkt uit zijn exlibris voor Michel Verbeek en zijn letter K voor het Stripleksikon der Lage Landen. Ondanks prijs, uitvoering en formaat moet Swarte, Hors Série vooral gezien worden als een catalogus: veel, ook perfect gereproduceerde illustraties, maar het LP-formaat was kennelijk geen reden om ook maar één LP-hoes op ware grootte af te drukken. Het bevat een op duur papier uitgevoerd kleurengedeelte, maar daarin in zwart-wit afgedrukt een aantal anders in kleur zo prachtige illustraties. Wat zo groot mogelijk (affiches en omslagen) of op waar formaat afgedrukt had kunnen worden is zonder noodzaak verkleind, terwijl het minder pretentieuze werd juist op ware grootte (of groter?) gereproduceerd wordt. Het gedrang dat hierdoor ontstaat wordt mede veroorzaakt door inleidende en aanvullende tekstbijdragen van Roman Cieslewisz, Bruno Lecigne en het duo Anton Makassar en Pierre van Genderen (Swarte zelf). De ruimte die door deze tamelijk obligate praatjes wordt ingenomen had beter besteed kunnen worden. ■ |
|