Middeleeuwen, folteringen
Als lid van de ‘Gesellschaft für modernes Leben’ waarin de ‘modernen’ van de jaren negentig in München waren georganiseerd hield hij in 1891 een rede over ‘Genie en Waanzin’ waarin hij de grenzen tussen normaal en abnormaal ter discussie stelde. Daarmee begaf hij zich op het gebied van wat later de anti-psychiatrie zou gaan heten. Panizza beschouwde zich zelf niet als een kunstenaar in traditionele zin, maar hij noemde zich een ‘psychopaat die slechts zijn ziel wilde openbaren’. Voor hem bestond er maar één werkelijkheid en die huisde in de geest van de mens. Al het andere was ‘buitenwereld’ en als zodanig niet interessant. Thema van de kunst moest het driftleven van de mens zijn. In dromen, fantasieën en visioenen kon de literatuur iets van die immateriële werkelijkheid openbaren. In zijn verhalenbundels Dämmrungsstücke, Visionen en Die gelbe Kröte keert hij zijn innerlijke werkelijkheid naar buiten en toont hij de ‘naakte waarheid’ van zijn ziel. In tientallen artikelen richt Panizza vlijmscherpe aanvallen op de verstarde instituties van zijn tijd, hij pleit voor een vrije seksualiteit en sympathiseert met de arbeidersbeweging en zet zich vooral in voor een modernisering van het theater, waarbij hij als een van de eersten oog heeft voor de artistieke waarde van variététheater en volksstukken. Het jaar eenzame opsluiting in de gevangenis in Amberg heeft een radicaliserend effect op de sensibele Panizza en het is nu niet meer de kerk, maar vooral de staat die hij verantwoordelijk stelt voor het kwaad in de wereld. Lang voor Foucault formuleert hij dat in vergelijking met de psychische terreur van de isolatiecel de middeleeuwse folteringen humane middelen waren in handen van de staat.
Maar niet alleen zijn inzichten, ook zijn paranoia is toegenomen. Panizza emigreert naar Zwitserland waarvandaan hij met zijn tijdschrift Zürcher Diskussionen doorgaat het Duitse Keizerrijk met kritiek te bestoken. Tot zijn ontzetting wordt hij het land uitgezet - om onduidelijke redenen maar waarschijnlijk in verband met de aanslag in 1898 op keizerin Elisabeth van Oostenrijk, die tot verscherpte maatregelen tegen verdachte buitenlanders leidde. Voor Oskar Panizza is er echter maar één verklaring voor zijn uitwijzing: de Duitse keizer Wilhelm II heeft het op hem gemunt. In Parijs schrijft de in voortdurende angst levende emigrant dan de gedichtenbundel Parisjana waarin hij de keizer voor lummel en ‘dummer Junge’ uitmaakt en hem als vijand van de mensheid en de cultuur afschildert. Opnieuw slaat de Duitse justitie toe. Er wordt beslag gelegd op zijn aanzienlijke vermogen waardoor Panizza wel gedwongen wordt naar München terug te keren, waar hem een proces wegens majesteitsbelediging wacht. Maar als statenloos geworden burger kan Panizza niet berecht worden. Dan moet er een andere oplossing komen. Het kost weinig moeite om een psychiater te vinden die Panizza voor gek verklaart. Wie ondanks een goede opvoeding keizer en vaderland beledigt moest wel als geestesziek beschouwd worden, vermeldt het deskundigenrapport, en een andere psychiater beweert dat Panizza erfelijk belast is omdat zijn hele familie geestelijk niet normaal is.
Panizza wordt van rechtsvervolging ontslagen, maar zijn vermogen blijft onder beslag. Zijn familie stelt alles in het werk om hem onder curatele te krijgen, wat in 1905 lukt. Als een opgejaagde hond zoekt Panizza zijn toevlucht uitgerekend in het ‘rode huis’ waarvoor hij zijn leven lang bang is geweest. Hij moet nog rare fratsen uithalen voordat een inrichting bereid is hem op te nemen. Pas nadat hij een paar keer in ondergoed in de straten van München is gesignaleerd en hij bij herhaling toevallige passanten agressief heeft benaderd, wordt hij in een sanatorium in Bayreuth opgenomen. Daar vervalt hij tot zwijgen, hij weigert zijn moedertaal te spreken en hij zet geen pen meer op papier. Zijn dood in 1921 wordt door niemand opgemerkt en zijn familie keurt hem zelfs geen grafsteen waardig.
Het literaire portret dat Michael Bauer van Oskar Panizza heeft geschilderd is óók het politieke portret van een tijdperk en wie geïnteresseerd is in de aloude strijd tussen geest en macht mag zich dit boek niet laten ontgaan.
■