De nieuwe glans van de dingen
Memphis of de triomf van het Italiaans ontwerp
Memphis Ricerche, esperienze, risultati, fallimenti e successi del nuovo design door Barbara Radice Uitgever: Electa, Milaan, 207 p., f 117,60 Importeur: Idea Books
Memphis-design Catalogus Kruithuis, Den Bosch, f30, -
Alcantara Projecten van Sottsass, Mendini, Rossi e.a. Uitgever: Electa, Milaan, 94 p., f62,50 Importeur: Idea Books, Amsterdam
Judith Staghouwer
Ik heb een verhouding met een theepot (Ik durf het nauwelijks op te schrijven). Ik betrap me zelf erop naar hem te kijken met meer dan gewone belangstelling. Soms wil ik hem wel strelen. Deze liefde gaat ver, want ik neem nota bene genoegen met een remake. De enige echte koperen theepot uit 1924 van Marianne Brandt (ik geef zijn identiteit met tegenzin prijs) bevindt zich in het Germanisches Nationalmuseum in Neurenberg. Daar staat hij, met zijn elegante afgeplatte halve bolle buik, ebbenhouten handvat, parmantige strakke tuit en solide voetstuk tentoongesteld, verstoken van de ware liefde van een gebruiker, crying in the rain, zoals een produkt van koele Bauhaus-huize betaamt.
Krijgen alle voorwerpen iets menselijks, iets antropomorfs, als er liefde in het spel is? Ik bezit een houten prullebak, gered uit de bric à brac van een uitdragerswinkel en gemaakt door een anoniem Genie, die ik op enige afstand van mijn bureau heb gezet om hem goed te kunnen zien en om er van tijd tot tijd met een sierlijke boog een prop in te gooien. Als een hond die een koekje krijgt. Knipoogt hij als de prop er precies in belandt? Vraag het me niet, ik deins er niet voor terug om ‘ja’ te antwoorden.
Men kan maar op weinig dingen verliefd zijn (men kan van vele mannen houwen, maar slechts met één van hen trouwen), maar soms zijn de sollicitaties zo verleidelijk dat men zijn arsenaal wel zou willen uitbreiden. De groep Italiaanse vormgevers die zich in 1981 onder leiding van Ettore Sottsass verenigden onder de naam Memphis maakt stoelen, banken, vazen, serviezen, fantasiemeubels, lampen, tafels, asbakken, en alles wat men verder maar bedenken kan, waarvan ik een groot deel wel enige tijd om me heen zou willen hebben. Een flink deel ervan is van ‘polemische’ aard, een antwoord op een bepaalde afgekloven stijl. Of het zijn ‘hommages’, eerbetonen aan ontwerpers uit het verleden van wie karakteristieke oplossingen met nadruk worden uitgebuit. Het meeste werk heeft iets spottends en humoristisch, maar het is niet ‘alternatief’ - géén ruw-aardenwerken kopjes waarbij je het gevoel hebt klei te drinken. Alles wat de ontwerpers van Memphis maken straalt raffinement en vakmanschap uit, hoezeer men de gangbare ‘wetten’ van het ‘verantwoorde Design’ ook aan zijn laars lapt. Als Bauhaus en De Stijl uitgingen van geometrische vormen, dan maakt Memphis gebruik van het wonder van de anarchistische geometrie. Het polemische ‘Beverley-dressoir’ van Sottsass uit 1981 is het model van de onwil om ook nog maar in het geringste aan zekere wetten te voldoen. Wat het is weet ik niet, maar er valt een kastje in te ontdekken, en verder schuin opstaande planken met een monsterlijk dessin en een gebogen chromen staaf met een rood peertje. Tot dezelfde categorie behoort Sottsass' boekenkast, met scheefstaande zwarte steunplanken, de kast zelf heeft een spikkeltjesmotief. Een herhaaldelijk terugkerend detail in de ontwerpen van Memphis zijn de voetjes aan voorwerpen waarbij men dat helemaal niet verwacht: stoelen die er dan ineens uitzien
alsof ze sokjes aan hebben, asbakken op getrapte kwartcirkels, theepotten met een profiel van een gradenboog op rotsvaste cirkels.
De catalogus van de tentoonstelling over Memphis onlangs in het Kruithuis in Den Bosch en het boek van Barbara Radice onthullen bij eerste aanblik dat Memphis in de geest van deze tijd eclectisch te werk gaat. Men ziet invloeden of ‘citaten’ van Bauhaus, biedermeier, art-déco, de jaren vijftig, De Stijl, het constructivisme, Oskar Schlemmer. Het resultaat is niettemin volstrekt origineel. Dat ligt aan veel, maar wellicht het meeste aan het feit dat Memphis met humor het decoratieve in ere heeft hersteld en tegelijk daarmee de dessinering: alle ontwerpen roepen associaties op, hebben iets nutteloos en anti-functioneels en als het om grotere meubels gaat is er altijd sprake van een dessin. De banken of sofa's van Nathalie Du Pasquier kunnen als voorbeeld dienen. Ze verwerkt wel vier of vijf verschillende motieven, van geschilderd marmerhout tot lichtgroene mozaïekstukjes op een rode ondergrond.
Tegen het ‘Design’ richtte zich in 1972 de tentoonstelling ‘Italy, the new domestic landscape’ in het Museum of Modern Art in New York. Dat was het begin van wat nu het contra-design heet. Dit begrip is inmiddels al weer zo ingeburgerd dat over alle groepen ontwerpers die zich ermee verwant voelen een boek kon worden geschreven: Design als Gegenstand. Der neue Glanz der Dinge door Rolf-Peter Baacke en anderen (uitgegeven door Frölich + Kaufman).
Ettore Sottsass is de onmiskenbare vader van het anti-design. Op de foto's in het boek van Barbara Radice staat hij als oudste altijd in het midden van een groep jongere ontwerpers. In de catalogus van het Kruithuis wordt aan zijn loopbaan en werk het meeste aandacht besteed. Hij werd in 1917 in Innsbruck geboren en is van origine architect, evenals die andere invloedrijke ontwerper uit Milaan, het Mekka voor ontwerpers, Allessandro Mendini. (De ontwerper van de zogenaamde Proust-fauteuil, een weelderige biedermeier-stoel pointillistisch beschilderd). Sottsass richtte aanvankelijk in 1976 Studio Alchimia op, maar verliet deze groep omdat, zo leest men overal, ze te politiek-radicaal werd. Eveneens vaak geciteerd is de oorsprong van de naam Memphis, nu niet bepaald een voor de hand liggende naam. Sottsass koos deze naam omdat hij zo vaak in welluidende songs voorkwam, omdat W.C. Hardy (de vader van de blues) er geboren is, Elvis Presley er niet onbekend was. De naam herinnert ook aan de historische hoofdstad van Egypte, waar de tempel van de god Ptah stond, de ‘kunstenaar onder de goden’, ‘he who creates works of art’. Aan exotisme dus geen gebrek; Sottsass, zo schrijft Peter van Kester in de catalogus, heeft wel als standplaats Milaan, maar heeft zich bijna op de hele wereld voor korte of langere tijd gevestigd, van Japan tot Amerika, van Parijs tot Tibet. Zijn belangstelling voor de cultuur van de massa is onmiskenbaar en vormt een belangrijk onderwerp in zijn theoretische uitspraken. Sottsass probeert een ‘niemandskultuur’ te ontdekken, ‘extra-menselijke kulturele gebieden, die niet aangetast zijn door welke geestelijke, intellektuele intenties dan ook. Een niemandskultuur, die zich ergens tussen de officiële en triviale kultuur bevindt.’ Deze intimiteit met het triviale blijkt bij voorbeeld uit de vier banken die Sottsass ontwierp toen hem werd gevraagd met het materiaal
Alcantara iets te doen. Dat is een soort kunstleer dat op suède lijkt en allerlei speciale eigenschappen heeft. De banken die Sottsass maakte verwijzen naar vier verschillende historische stijlen waarvan bekend is dat ze massaal werden geadapteerd. Sottsass is ook de ontwerper van de legendarische rode Valentine-schrijfmachine van Olivetti, the most portable portable.
De verbazingwekkendste ontwerpen van de Memphis-groep, afgezien van die van Sottsass, zijn afkomstig van Matteo Thun (in Nederland al een goede bekende vanwege tentoonstellingen), Michele De Lucchi (de tafel), Martine Bedine (de wandelende lampjes), Shiro Kuramata (de mozaïektafel), de klokken van George J. Sowden en zijn monsterlijke Oberoi-fauteuils, de asymmetrische tafels van Peter Shire, de Kandinsky-variaties van Allessandro Mendini. Het boek van Barbare Radice (iemand die de groep al jaren op de voet volgt) laat het allemaal zien. In de catalogus van het Kruithuis schrijft Ghislain Kieft een pienter en informatief stuk over de plaats van Memphis in ‘modernisme’ en ‘post-modernisme’ sinds Adolf Loos de man die het ornament een uiting van barbaarsheid noemde. Zijn pamflet ‘Ornament en Misdaad’ is nu om te lachen, alsof het een ornament in de kunstgeschiedenis is.
■