Een Vlaamse traditie
De terugkeer van C.C. Krijgelmans
Spaanse vlieg! door C.C. Krijgelmans Uitgever: De Bezige Bij, 164 p., f27,50
Jacques Kruithof
Hoe verdwijnt een schrijver uit de actuele literatuur? Hij is ooit veelbelovend geweest, misschien zelfs een coryfee, maar zijn naam valt steeds minder vaak in interviews, kritieken en essays. Na verloop van tijd krijgt hij nog slechts een paar regels in de overzichten, en zijn lemma in de naslagwerken wordt bij elke herdruk weer iets kleiner. Hij verdwijnt uit het circuit van referenties dat de levende literatuur vormt, en belandt in de geschiedenis of in de vergetelheid.
Sommige schrijvers bespoedigen hun eclips zelf, door op te houden met publiceren. Dat helpt niet altijd (Nescio, Vasalis), maar C.C. Krijgelmans is er een schoolvoorbeeld van, hoe een schrijver eigenhandig zijn reputatie de das om kan doen. Hij deed dat zo effectief dat ik hem nu bijna als een debutant moet voorstellen.
Toch trok hij wel bekijks met zijn eerste werk: bijdragen aan Podium en het Nieuw Vlaams Tijdschrift, gevolgd door de experimentele tekst Messiah in 1961, en de bundel Homunculi van 1967. In die tijd werd Krijgelmans (Aalst, 1934) bovendien onder de aandacht gebracht door Hugo Claus, Ivo Michiels en Herman Teirlinck; alleen wist de kritiek niet goed raad met hem.
Krijgelmans gold als een belofte, waarschijnlijk minder door zijn gepubliceerde, dan door zijn aangekondigde werk. Beide boeken zouden fragmenten zijn van een magnum opus, de ‘groots opgezette’ roman De Hunnen. Ivo Michiels stelde in het vooruitzicht dat Krijgelmans in zijn ‘nog te schrijven oeuvre’ verder zou gaan op de lijn van Joyce en Beckett. Hij was al begonnen met ‘een bewuste en gedurfde poging om de roman naar zijn einde toe te schrijven’, en daar zou nog op volgen ‘de opening naar een nieuw, niet minder absoluut begin’. Kortom: Krijgelmans leek de sleutelfiguur te worden in de geschiedenis van de Europese roman, voor wie het geloven wilde.
C.C. Krijgelmans
Hij zelf deed dat blijkbaar niet. Zo ver ik weet, hebben er tot in de jaren zeventig nog wel wat verhalen en teksten van zijn hand in tijdschriften gestaan, maar lang niet zo pretentieus als de vroegere waren of leken, en is er niets meer in boekvorm verschenen tot onlangs Spaanse vlieg! uitkwam.
In deze verhalenbundel valt geen enkele ambitie te bespeuren om korte metten te maken met de gangbare literatuur, of om anderszins de hemel te bestormen. De Hunnen zijn kennelijk voorgoed aan Jan Cremer overgeleverd; een schrijverschap dat aan Michiels verwant was, en wellicht ook invloed op deze auteur heeft gehad, lijkt opgegeven, zodat Spaanse vlieg! nog het meeste heeft van een tweede debuut.
Het boek bestaat uit vier verhalen, die het beste als grotesken aan te duiden zijn. Ribbel met R heet het eerste en langste verhaal: deze merkwaardige naam draagt een jongetje dat een schrijverschap onder de leden meent te hebben, en met pen en papier klaar voor gebruik gaat zitten wachten tot het doorbreekt. Uiteindelijk krijgt hij geen letter op papier, maar intussen heeft zich van alles afgespeeld in zijn verbeelding en in zijn omgeving. Het meest opmerkelijk is de verschijning van God, bijgenaamd het Spook, die geheel uit polyester bestaat en er zeer onchristelijke denkbeelden op na houdt. Deze geschiedenis van een lege bladzijde neemt vrijwel de helft van de bundel in beslag, en bezit vele kwaliteiten: humor, sarcasme, en zelfs een filosofische inslag.
De groteske is van meet af aan een genre van humor en huivering: absurd en speels van taal en voorstelling, maar tegelijk beklemmend doordat het verstand geen vat krijgt op de werkelijkheid, noch op het relaas: in Ribbel met R is de rede ook onderwerp van discussie. De overige verhalen zijn aanzienlijk korter, en minder uitgewerkt, waardoor de inval, een absurde situatie, het moet stellen zonder de complicaties die de Ribbel-geschiedenis interessant maken. Waar de nonsens de overhand krijgt, valt de beklemming weg.
In De aanslag worden de gevolgen van een explosie in een station beschreven, zoals ze door ‘vijf schokvaste geodipale camera's met getemperde interferentie en focaal gespleten lenzen’ zijn vast gelegd. Een bom, bij toeval geplaatst in een wagon vol dynamiet, doodt een groot aantal mensen, wier laatste ogenblikken hoogst laconiek weergegeven worden.