Zoon beschrijft vader
Vervolg van pagina 33
vrouwen aan wie ze geen hekel had. In 1900 had Wells publiekelijk als zijn mening gegeven dat, nu er betrouwbare anticonceptiemiddelen bestonden, geslachtsverkeer een plezierig sociaal tijdverdrijf was geworden, zo iets als golf of kaartspelen. Het is eigenlijk wel grappig dat de aartsrationalist H.G. Wells zich in dit opzicht blijkbaar door een ander lichaamsdeel dan door zijn brein heeft laten leiden, en dit terwijl het centrale thema van al zijn werk zo kan worden gedefinieerd: de spanning tussen wetenschappelijke vooruitgang en het menselijk tekort, de noodzaak dat de mens leert zich niet door de voortbrengselen van zijn vernuft te laten overvleugelen.
De lectuur van zijn biografie wijst uit dat Wells, hoeveel bevrediging in seksuele zin hij misschien ook heeft mogen ondervinden, tegelijkertijd door zijn gebrekkige zelfbeheersing op dit terrein een aantal keren lelijk de mist is ingegaan. Tijdens een reis door de Sovjetunie, kort na de revolutie, wisten de Russen hem vooral in te palmen door de mooie Moura Zakrevskaja (ook wel gravin Benckendorff of barones Budberg) op hem te ‘planten’. In 1934 kwam Wells er achter dat Moura nog altijd agente in Sovjetdienst was, maar hij bleek eenvoudigweg niet in staat om de hem zeer conveniërende los-vaste verhouding die hij met haar had, te beëindigen. Na de dood van zijn echtgenote Jane, in 1927, wilde Wells een andere maîtresse, Odette Keun, tot Jane's opvolgster als zijn belangrijkste vrouw maken, maar Odette stelde hem pijnlijk teleur door zijn hernieuwde contact met Moura niet te slikken en hem uit haar Franse huis - haar door Wells geschonken - te zetten.
Wells' optreden onder de Fabians, dat ook al in het teken van zijn voorkeur voor een nieuwe seksuele moraal stond, bracht hem evenmin veel voldoening. De leden van de Fabian Society - een soort reservoir waarin de Labourpartij haar intellectuelen kweekte - waren zo eigengereid om vast te houden aan hun overtuiging dat een economische revolutie een dringender noodzaak vormde dan een seksuele. Afgezien van zijn hinkstapsprongen in de tijd, wordt het leven van Wells door Anthony West boeiend naverteld. De toon is er één van solidariteit met een bewonderde vader, over wie nogal wat misverstanden bestaan en die verdedigd moet worden tegen eerdere scribenten. Het uitgangspunt omvat dus allerminst de pretentie van objectiviteit. De auteur deelt trouwens ergens mee dat zijn besluit om dit boek te schrijven vooral is voortgekomen uit onbehagen over de wat twijfelachtige plaats die Wells inneemt in de kritiek, met de woorden van Lytton Strachey - ‘Wells simply won't do’ - als beslissende prikkel. Dat is allemaal heel aanvaardbaar. Menselijk gesproken mag men wel vaststellen dat het West niet weinig siert dat hij zich zoveel méér bekommert om de postume reputatie van zijn vader dan Wells zelf het zich tijdens zijn leven heeft gedaan om het welzijn van deze ‘onechte’ zoon.
Wests benadering heeft wel tot gevolg dat iedereen die zich ooit, al is het maar in conflicten of polemieken die iedereen nu vergeten is, min of meer als tegenstander van Wells heeft opgesteld, in dit boek wordt afgedaan via wegwerpende formuleringen van een nogal haastig soort. Zo heet George Bernard Shaw ‘een koude wrede man van nature’, Kingsley Martin (hoofdredacteur van de New Statesman) ‘een consequent dwaze man’, Beatrice Webb ‘een buitengewoon arrogante vrouw met een beperkte intelligentie’ enzovoorts.