Zoon beschrijft vader
De biografie over H.G. Wells
H.G. Wells. Aspects of a Life door Anthony West Uitgever: Random House, 405 p. f65,70 Importeur: Van Ditmar
Heritage door Anthony West Uitgever: Secker & Warburg, 309 p. f46,80
Martin Koomen
H.G. Wells behoort tot het ras van de veelschrijvers. Niet alleen heeft deze Engelse schrijver in de negenenzeventig jaren van zijn leven heel wat gepubliceerd, hij is daarenboven ook nog met totaal verschillende genres in de weer geweest. Hij is begonnen met fantastische vertellingen van het soort dat nu als science fiction te boek staat: The Time Machine (1895), The Invisible Man (1897) en The War of the Worlds (1898) zijn werken die zich nog altijd uitstekend laten lezen. Spannend, beklemmend, meeslepend - dat soort termen dringt zich op, en dan is er ook nog een toets van versluierde ironie, die deze boeken onvergetelijk maakt.
Vervolgens trad om zo te zeggen een nieuwe Wells naar voren, die zich liet gelden in boeken als Love and Mr. Lewisham (1900), Kipps, the Story of a Simple Soul (1905) en Mr. Polly (1910), romans die het leven van de ‘kleine man’ exploreerden, de klasse van neringdoenden en geschoolde arbeiders waaruit de schrijver zelf afkomstig was. Het is nog steeds de moeite waard hem hier te volgen, maar daarna is Wells' schrijverschap geheel en al in het teken van zijn politieke en sociologische belangstelling komen te staan, met als gevolg al die kloeke banden die in het antiquariaat nu op de allerstoffigste planken staan, voor alle eeuwigheid lijkt het wel, onder het sonore galmen van hun titels: Outline of History, The Science of Life, The Work, Wealth, and Happiness of Mankind, Men Like Gods, The Shape of Things to Come. Ooit, in de jaren twintig en dertig, stoffeerden deze werken salontafels in de voorsteden en vormden ze het geestelijk eigendom van wat toen zo prachtig heette ‘het denkend deel der natie’, met dien verstande dat ‘natie’ hier geenszins alleen op Engeland slaat maar eigenlijk op alle delen van de wereld die zo fortuinlijk waren om mede door een voor-uitstrevend-liberale burgerij te worden bewoond. Wells vertolkte op welsprekende wijze het vooruitgangsgeloof van deze groepen. Zijn vertrouwen in de macht van de rede, die er uiteindelijk voor zou zorgen dat alles wel goed kwam met de mensheid, dat er een rechtvaardige ‘wereldorde’ zou komen, bestuurd door wijze lieden die bij voorbeeld vegetariër of anderszins door het goede bezield waren, dat alles vond veel weerklank, vooral - maar zeker niet alleen - bij jongeren. Wells, die enige tijd lid is geweest van de Fabian Society, noemde zich ‘anti-marxistisch socialist’. Tijdens een drie uur durend gesprek dat hij in 1934 met Stalin mocht voeren, trachtte hij de
Rode Tsaar er niet alleen van te overtuigen dat deze in de Sovjetunie oppositie zou moeten toestaan, maar ook dat de klassenstrijd zou moeten worden afgezworen. Veertien jaar eerder al had hij een ontmoeting gehad met Lenin, die hem bij die gelegenheid trof als een moedig en besluitvaardig man. Omgekeerd schijnt de indruk die Wells op de Russische revolutionair en leider heeft gemaakt, veel minder gunstig te zijn geweest. Volgens Trotski had Lenin zich na zijn treffen met Wells deze woorden laten ontvallen: ‘Bah! Wat een bekrompen kleinburger! Bah! Wat een filister!’
H.G. Wells, tekening David Levine