Bittere antwoorden op de hulpvraag
Olga Rodenka's verhalen uit de therapeutische tehuizen
Cake-walk en andere verhalen door Olga Rodenko Uitgever: Meulenhoff, 159 p., f24,50
Diny Schouten
Olga Rodenko, geboren in 1924, debuteerde in 1978 met Teken eens een mens, hoewel ze al eerder, omstreeks 1950, in tijdschriften (onder andere Podium en Maatstaf) publiceerde. Teken eens een mens (niet meer verkrijgbaar) bevat elf verhalen over haar ervaringen als therapeute in tehuizen voor moeilijk opvoedbare jongens. Verhalen zijn het eigenlijk nauwelijks, ze hebben iets weg van wat hulpverleners denk ik ‘protocollen’ zouden noemen: zeer sober vertelde kroniekjes van de lotgevallen van haar pupillen.
In hun samenvattende beknoptheid (en bedrieglijke eenvoud!) vergunnen ze een vreesaanjagende blik in de wereld der verschoppelingen, opgegroeid in de kaalgeslagen interieurs van verveloze instituten, omdat hun bestaan hun ouders lastig uitkwam. Wat komt er van dezulken terecht? Hebben ze een ruimere beroepskeuze dan die van dief, pooier, geweldpleger? ‘Ze zijn relatiegestoord’, vonnist de dienstdoend agoog bij Olga Rodenko's entree in het deprimerende inrichtingsleven. ‘Later heb ik gevraagd wat hij daarmee bedoelde. Hij heeft het mij uitgelegd: hoe weinig relatiemogelijkheden de jongens doorgaans van huis uit kennen, hoeveel minder daar nog van overblijft door hun uit-huis-plaatsing, hoe snel zij zich verkocht en verraden voelen, hoe wisselvallig ze daarom in hun contacten zijn, hoe abrupt zij een relatie kunnen afbreken, en niet alleen de relatie, maar eigenlijk alles wat ze voor de voeten komt: stoelen, tafels, deuren, kasten.’
Olga Rodenko, lees ik, werkte meer dan twintig jaar in tehuizen. Haar verhalen daarover vond ik nu, bij eerste kennismaking, overtuigender dan de tien uiterst korte ‘fantastische vertellingen’ die verzameld zijn in de bundel Antichambreren (1979). Met dat experimentele proza sloot Olga Rodenko zich aan bij de vijftigers. Ze maken inmiddels een wat zielloze, nogal gedateerde en in elk geval weinig authentieke indruk. In het contrast tussen de onbewogen stijl en de verbijsterende gebeurtenissen (die zich lijken af te spelen in een Sartriaanse hel) levert Rodenko trouwens wel vakwerk.
Olga Rodenko
Ditmaal pakte ze het wéér anders aan. Het ‘waar-gebeurde’ en vrij nadrukkelijk onliteraire van Teken eens een mens en het surrealistische, al te nadrukkelijk literaire van Antichambreren blijkt ze heel gelukkig en kundig te hebben gecombineerd. Tenminste, de twee langste verhalen uit Cake-walk en andere verhalen (er zijn er vijf) zijn zo. In ‘Women's disease’, het eerste verhaal, is het resultaat perfect.