Geschuif met mensen en miljoenen
Hellema's ‘Joab’ toont de poppen in het spel
Joab door Hellema Uitgever: Querido, 151 p., f27,50
Frans de Rover
In twee jaar drie opmerkelijke boeken: Hellema heeft de smaak van het publiceren (schrijven doet hij naar eigen zeggen zijn hele leven al) te pakken. Misschien zijn de tijden gunstig - maar in de recente stroom publikaties over de Tweede Wereldoorlog neemt Hellema's werk een unieke plaats in. De verhalen in Langzame dans als verzoeningsrite (1982) en Enige reizen dienden niet ter zake (1983) bevatten naast het verslag van (de verwerking van) oorlogservaringen een element dat in de Nederlandse literatuur sporadisch voorkomt: het zakenleven.
In zijn eerste roman, Joab, is ‘de oorlog’ geheel naar de achtergrond gedrongen om plaats te maken voor een andere strijd - die tegen de Witte Dood: ‘Hij grijpt om zich heen als de pest. Wie eenmaal is aangeraakt, komt er niet licht van af. Er is nauwelijks een bedrijf waar geen slachtoffers vallen. En waar hij toeslaat, een haard vormt, daar vreet hij door. De Witte Dood. Ettelijke miljoenen slachtoffers in de westelijke wereld, hele ondernemingen weggevaagd. Hij verspreidt zich van land naar land, van continent naar continent. Tien jaar geleden brak hij uit. Hij begon, net als die andere, de Zwarte van 1332, ergens in het Oosten - toen, vijftien jaar later, was een derde van de bevolking van Europa al uitgeroeid en stonden hele dorpen verlaten, prijsgegeven aan het verval of de afbraak, zoals nu fabriekscomplexen en scheepswerven die hun schoorstenen en kranen doelloos in de lucht steken en waar op de terreinen de stilte van de dood heerst. Alleen blijven nu de mensen die getroffen worden, onder ons leven.’
Over die slachtoffers van de werkloosheid, de nieuwe paria's, vertelt Hellema zijn verhaal, op een bijtende toon soms waaruit nauwelijks verholen woede klinkt, op een wijze die ‘geëngageerde literatuur’ een nieuwe inhoud geeft. Zoals eens, in het Oude Testament, Joab (de opperbevelhebber van koning David) zijn trouwe plichtsvervulling moest bekopen met de dood door huurmoordenaars, zo valt ook Hellema ten slotte ten prooi aan de Witte Dood: ondanks zijn pogingen uit gevoelens van trouw aan Meneer Willem, de ‘monarch’ van de onderneming, van de zaak te redden wat er te redden valt, wordt hij na de dood van de laatste door het nieuwe management van kille rekenmeesters aan de kant geschoven. En aan die zijde van het leven bevindt zich ‘de valkuil van het cynisme’.
Hellema, foto Chris van Houts
De economie voor arbeiders verklaard - daar moest ik vaak aan denken want Hellema richt zich regelmatig in de tweede persoon tot zijn (kennelijk werkloze) lezer; maar ondanks de hier en daar wat docerende stijl komt hij niet met een oplossing voor de problemen.