Afstandsbediening
De parel in de kroon
Nico Scheepmaker
Waarom is de ene serie wel goed, en de andere niet?
Waarom is het nu al zeker, dat ‘De parel in de kroon’ een betere serie is dan ‘Schoppen troef’, hoewel S.T. toch geschreven wordt door het succesteam Alexander Pola en Chiem van Houweninge, dat ook borg staat voor de succesvolste Nederlandse serie aller tijden, ‘Zeg 'ns AAA’. Dat ‘aller tijden’ zeg ik uit de losse pols, maar ik denk niet dat ik er ver naast zit: als de kijkdichtheid al niet de grootste aller tijden is, vergeleken met bij voorbeeld ‘Pension Hommeles’ of ‘Ja zuster, nee zuster’ of ‘Schaep met de 5 pooten’ of ‘De fabriek’, dan is de kans toch altijd nog groot dat door de toename van bevolking en aantal tv-toestellen en tolerantie van de ouders waardoor lagere schoolkinderen niet meer voor negen uur naar bed hoeven, het aantal kijkers in ieder geval groter is dan ten tijde van ‘De Glazen Stad’ en ‘Bartje’.
Een serie hoeft niet beter te zijn dan een andere serie als er meer geld tegenaan is gegooid. Ze kan dan beter ogen, maar beter zijn is nog iets anders. Toch doet geld een boel goed aan televisieseries. Je kan er bij voorbeeld de beste acteurs mee kopen. In een serie als ‘Smiley's People’ stap je als kijker meteen een treetje hoger op de niveauladder als Alec Guinness in beeld is, en moet je weer een of twee stapjes omlaag als de bijfiguren het even zonder hem moeten doen. En hoewel ik met genoegen Ineke Brinkman in ‘Schoppen troef’ zag optreden (wie herinnert zich haar niet uit de film ‘Fanfare’), moet toch ook gezegd worden dat zij nog net geen Dame Peggy Ashcroft is.
Met meer geld kun je ook mooiere lokaties kiezen. Niet dat ‘Schoppen troef’ ermee gebaat zou zijn als de hele situatie van de armlastige voetbalclub naar Bali werd overgeheveld, maar ook om de grootste armoe of eenvoud uit te drukken heb je soms gemak van veel geld waarmee je de mensen kunt aantrekken die de armoe en eenvoud met microprecisie kunnen waarmaken (‘Fanny en Alexander’ van Ingmar Bergman kreeg mede een Oscar voor ‘art direction’ en dat betekent dat de film er ook nog verdomde goed uitzag!)
Susan Wooldridge en Art Malik
Geldstukken zijn hulpstukken die een film perfecter en mooier kunnen maken. Maar niet béter als hij al niet goed is, en een film (of televisieserie) is beter dan een andere film of televisieserie als hij/zij zich onderscheidt door originaliteit en het vermijden van clichés. In dat opzicht onderscheidt ‘De parel in de kroon’ zich gunstig van ‘Schoppen troef’ - als ik met deze formulering even een gooi mag doen naar de Oscar voor het understatement van 1984. Om te beginnen is het al ongebruikelijk om de hoofdrol aan een actrice te geven (Susan Wooldridge), die zo lelijk is, althans lelijk oogt, of beter gezegd: zo opvallend-onopvallend maar toch ook zo ouderwets-Engels oogt dat je je erover verbaast dat zulke types nog steeds in Engeland anno 1984 rondlopen, dat je je zelf al kijkend zit op te jutten om dan toch in ieder geval een verborgen charme, een plotseling losbrekende persoonlijkheid achter die façade van bril + onooglijkheid + saaie haardracht + zenuwtrek + truttigheid te ontdekken. Nu is haar rol natuurlijk wel op een opstandig en uit de band springend vrouwmens geschreven, maar dat helpt nauwelijks om van haar persoon allengs een Jane Fonda of Vanessa Redgrave te kneden. Ze blijft tot het bittere einde een tut hola in optima forma.
Nu is het aardige dat foto's in de kleurenbijlage van de Sunday Times aantonen dat Susan Wooldridge niet als tut hola ontdekt is, maar door haardracht, soort bril, vlekkerige gelaatskleur et cetera tot een tut hola is omgebouwd. Ze gaat nu de rol spelen van Kathleen Scott (charming, alarming and not entirely sympathetic’), de vrouw van ontdekkingsreiziger Robert Falcon Scott. En het aardige, om niet te zeggen schokkende van ‘De parel in de kroon’ is, dat een karakter dat in de eerste twee afleveringen wordt gepresenteerd als een hoofdpersoon van wie je je nieuwsgierig afvraagt hoe zij ten slotte in de veertiende en laatste aflevering terecht zal komen, al in de derde aflevering in het kraambed komt te overlijden! Kijk, dat is nu een manier om clichés en doorsnee-verwachtingen te doorbreken: reeds op de zesde bladzijde van het verhaal ‘Tom Poes en de Reuzendoder’ komt Tom Poes onder lijn 13 en blaast de laatste adem uit, zodat Ollie B. Bommel het zonder zijn jonge vriend tegen de Reuzendoder zal moeten opnemen. Ik bespeurde in mijn directe omgeving dan ook groot ongeloof toen de Vara, bij de opsomming van de programma's die vorige week dinsdag te zien zouden zijn, alvast de grafsteen toonde waarop wij bij voorbaat werden voorbereid op het schokkende overlijden van de markantste figuur tot dan toe in de serie. Het doorbreken van verwachtingspatronen - dat is een zeker kenmerk van kwaliteit in een toneelstuk of tv-serie. Niemand hoeft te vrezen dat in ‘Schoppen troef’ op dezelfde manier verwachtingspatronen zullen worden doorbroken, integendeel, als stratemakers leggen Alexander Pola en Chiem van Houweninge de verwachtingspatronen steen voor steen op ons pad, zodat we ongestoord van begin tot einde aan hun hand zullen kunnen meewandelen. Waar ik overigens onmiddellijk schuldbewust aan wil toevoegen dat ik zeer wel besef, dat ik een
olifant met een appel vergelijk. ‘Schoppen troef’ wil niets anders zijn dan een vermakelijk, tot verstrooiing dienend stief halfuurtje, dat je niet met ‘De parel in de kroon’ moet vergelijken maar met ‘Operation Petticoat’, ‘Alleen als ik lach’ en dat soort series. ‘De parel in de kroon’ mag je op z'n best vergelijken met Nederlandse series als ‘Willem van Oranje’ en ‘De stille kracht’. Vooral als je ‘De stille kracht’ met ‘De parel in de kroon’ vergelijkt, worden de verschillen toch minder schrijnend - denk ik. Ik zou ‘De stille kracht’, na voltooiing van de veertiendelige ‘De parel in de kroon’, nog wel eens herhaald willen zien.
■