Doodzonde
Dat er echt niets tussen hen gebeurt maakt De ortolaan wat vlak, er had toch iéts, al was het maar voor even, kunnen zijn? 't Hart voldoet hier niet aan een verwachting en misschien is dat maar goed, want daardoor krijgt de novelle enige diepgang. Deze onbevredigende verliefdheid maakt namelijk dat Maarten erg veel aan Kierkegaard moet denken, speciaal aan passages in zijn werk die met het zoeken naar een bestemming, een centrale waarheid te maken hebben. Doodzonde is het dat 't Hart Kierkegaards uitspraken steeds inleidt met zinnen als ‘mij vielen weer de woorden van Kierkegaard in’. Citaten en zinnen introduceert hij ook in zijn andere werk op deze manier, en het maakt altijd een erg gekunstelde indruk. Veel meer effect zou Kierkegaard in het leven van Maarten hebben gehad als hij diens levensfilosofie had vertolkt in zijn eigen gedachten en gedrag en dat de naam Kierkegaard helemaal niet gevallen zou zijn. Deze Maarten had zich zelf moeten laten samenvallen met dat waar Kierkegaard voor staat. Nu is het of hij de novelle geschreven heeft aan de hand van Maarten 't Harts essay over hem in Het eeuwige moment.
Kierkegaard verleent door die citaten een wat storende diepgang aan De ortolaan, echt menens wordt het in het vierde hoofdstuk, dat zich afspeelt tijdens een congres aan de Adorno-universiteit. Daar zien Maarten en Alma elkaar na jaren weer terug. Op dat congres spreekt ook Richard Dawkins, de schrijver van The Selfish Gene (een boek dat ook een belangrijke functie heeft in Rudy Kousbroeks Brandende Kwestie ‘De toekomst van de moraal’). Dawkins verkondigt in zijn lezing opvattingen die Maarten als bioloog onontkoombaar voorkomen, maar die hij als persoon niet kan verdragen: de mensen zijn slechts een werktuig of een middel in de handen van de genen, ‘Wij waren de blikken auto's, de genen waren de chauffeurs.’ Dit vindt hij onverteerbaar, omdat het hem, en mensen in het algemeen, maakt tot toevallige bijprodukten van zelfzuchtige genen, alsof hij (ze) zelf niets is (zijn). Wat ‘embêteert’ je dan zo aan Dawkins, vraagt Alma, Maarten antwoordt: ‘Je verlangt blijkbaar toch steeds naar iets inspirerends, naar iets dat hoop geeft, dat alles betekenis verleent, of in ieder geval minder banaal maakt, maar dit... dit maakt alles pas goed zinloos en uitzichtloos.’ Zes jaar studie in de biologie en twaalf jaar onderzoek hebben hem de waarheden van Dawkins gebracht en wat is hij ermee opgeschoten? Maarten is verwant met Dokter Glas, de hoofdpersoon van de door 't Hart bewonderde roman van Söderberg, die op zijn beurt innerlijk tegen het darwinisme protesteerde.
Maarten 't Hart kan nog zo hard beweren dat het leven ‘geen diepgang’ heeft, hij geeft in ieder geval De ortolaan diepte door Maartens solistische verliefdheid een extra dimensie te geven. Hij moet dus binnenkort weer terug naar Londen, Liverpool en Hull om de studentes daar te gaan zeggen dat hij zich vergist heeft. Wie weet ontmoet hij dan weer een Alma, zodat het Boekenweekgeschenk volgend jaar weer door Maarten 't Hart geschreven kan worden, het thema kan immers niet stuk en is risicoloos.
■