Twee schuinsmarcheerders
De correspondentie tussen De Montherlant en Peyrefitte
Henry de Montherlant Roger Peyrefitte Correspondence Presentatie en noten: Roger Peyrefitte en Pierre Sipriot Uitgever: Robert Laffont, 321 p., f39,10
Ed Jongma
In het eerste deel van Pierre Sipriots onthullende biografie, Montherlant sans masque, dankt Sipriot Peyrefitte voor het inzicht dat deze laatste heeft verschaft omtrent de ware gedaante van Montherlant achter de vele verschijningsvormen. Het tweede deel zal daarom aan Peyrefitte worden opgedragen, belooft hij, en daarna zal de briefwisseling tussen Peyrefitte en Montherlant nog verschijnen. Deze volgorde is inmiddels omgedraaid, zodat we nu door de ‘voortijdig’ gepubliceerde brieven weten waaruit het genoemde inzicht bestaat, dat een van de laatste en beslissende maskers van Montherlant wegneemt.
Sipriot zelf zal door zijn jarenlange vriendschap met Montherlant zeker op de hoogte geweest zijn, en na zijn boek zal ook de lezer van de brieven niet al te zeer meer opkijken, te meer niet daar bepaalde werken van M. als Les garçons en La ville dont le prince est un enfant minstens een suggestie oproepen. Maar niettemin, een directe confrontatie met de feiten die de briefwisseling ons bezorgt, is toch weer iets anders. Daarom maar snel ter zake.
Als Peyrefitte Montherlant in 1938 voor het eerst ontmoet op een Parijse kermis, is hij nog in diplomatieke dienst, en zojuist teruggekeerd van een verblijf van enige jaren in Athene. Naar het zich laat aanzien, heeft hij nog een briljante ambtelijke carrière voor zich. De ontmoetingsplaats is niet toevallig en zeker niet zonder betekenis, want, leren we, de kermis is bij uitstek het jachtterrein van heren die op zoek zijn naar avontuurtjes met jongens uit de prepuberale leeftijd. Van de kermis naar een bioscoopzaal, en vandaar naar een vrijgezellenkamertje (in het Frans ‘garçonnière’!), is een kleine stap, zij het niet zonder risico, want de politie is alomtegenwoordig. Dit bemerkt Montherlant al in 1938 als hij aangehouden wordt, maar vrijuit gaat, omdat er niet veel anders te bewijzen valt dan wat geaai over een blote jongensdij. Over deze vorm van liefde, de pederastie, heeft Montherland trouwens hele uitgesproken ideeën, die dwars ingaan tegen de smoezelige verborgenheid waarin zij, onder de omstandigheden, bedreven moet worden: ‘De pederastie is niet zo belangrijk, omdat zij enkel de sensuele liefde voor kinderen en adolescenten is tot aan de eerste baardgroei (...), dat wil zeggen de liefde voor de vrouwelijkheid die in hen is, dat wil zeggen dat het in feite gaat om heteroseksualiteit, op een klein verschil na.’ Het is weinig meer dan een voortzetting van de kuise liefde van de jongensinternaten, die door hem zowel als door Peyrefitte werden bezocht. Voor de jongens zelf zou het niet anders zijn dan wat zij onderling ook al doen, maar dan zonder de beschermende en opvoedende begeleiding van de volwassene. Montherlant noemt, kortom, de argumenten die ook nu nog worden gehanteerd in de discussie over de pedofilie.
Henry de Moutherlant