Maarten en de diepgang
Liefdesverdwazing en Kierkegaard in ‘De ortolaan’
De ortolaan door Maarten 't Hart Uitgever: CPNB, boekenweekgeschenk bij aankoop van f 19,50 aan boeken
Carel Peeters
Er zijn woorden die men in literaire kritieken niet bezigt. Ze behoren tot de familiesfeer, men gebruikt ze tijdens de conversatie bij de afwas of in het algemeen terloops om geen boom op te hoeven zetten over een onderwerp dat niet zo belangrijk is. Maar soms vertolken zulke woorden adequaat hoe je over iets denkt. Mij overkomt het nog wel eens dat ik ‘kletskoek’ denk bij het lezen van Maarten 't Hart. Het stuk over zijn bezoek aan Engeland om de vertaling van De aansprekers op te luisteren bevat nog meer kletskoek dan Paul Beers in Vrij Nederland van 9 maart kon behandelen.
Het stuk heette militant ‘Het leven heeft geen diepgang’ en geeft de woorden van Reve, 't Hart en een aantal studenten weer over dit onderwerp. Reve had gezegd dat 't Hart wel aardige dialogen kon schrijven, maar hij had geen diepgang. De studenten vragen 't Hart of dat dan zo nodig is, diepgang. Natuurlijk niet, zegt Maarten, het zou inderdaad veel beter zijn niet naar iets dieps te zoeken, niet in het leven, niet in de literatuur, het leven heeft immers geen diepgang, het leven is een potje pieren.
Diepgang. Ik dacht dat een van de aardigste uitspraken van Nietzsche was dat men heel diep moet graven om oppervlakkig te kunnen zijn. Het is een uitspraak die mij nogal lief is, ik verkeerde zelfs in de veronderstelling dat Renate Rubinstein er ook zo over dacht en dat wij althans wat dit betreft het kunststukje volvoerden van het schaatsen op één schaats. Maarten 't Hart zit met zijn opmerkingen over diepgang weer eens wat jennerig voor zich uit te zwammen, er niet aan denkend dat één minimale second thought in Londen of Liverpool hem zou doen inzien dat hij zijn eigen werk aan het ontkrachten is. En Tamar haalt er geen wenkbrauw bij op blijkens haar verdediging van 't Harts overzeese gepiep. Al zijn het geen van beide dichters, het zijn wel ‘trumpets which sing to battle and feel not what they inspire’.
Wat is het geval? Dat Maarten 't Hart enige diepgang heeft aangebracht in het boekenweekgeschenk De ortolaan, maakt er geen niemendalletje van. Opmerkelijk is, afgezien van de verbazingwekkende clichés in de eerste zinnen, dat in De ortolaan weer heel wat afgereisd wordt; Maarten 't Hart dreigt zelfs de meest bereisde Roel van Nederland te worden, ondanks het feit dat hij herhaaldelijk heeft verklaard een grote hekel te hebben aan reizen. Zulke tegenstrijdigheden vertederen mij, maar mijn behoefte om ze te signaleren wordt door die vertedering niet aangetast. Ook valt op dat 't Hart De ortolaan een motto mee heeft gegegeven dat nogal diepzinnig is. Het is van Kierkegaard: ‘Verwonderlijk! Socrates sprak er steeds over dat hij het van een vrouw geleerd had. O, ik kan ook zeggen dat ik het beste van hetgeen ik bezit, aan een meisje te danken heb. Ik heb het alleen niet ván haar geleerd, maar dóór haar.’ Ik denk hier nog steeds over na, me afvragend wat in hemelsnaam het hémelsbrede verschil mag zijn tussen ‘ván haar’ en ‘dóór haar’.