Getuigenpolitiek
In een hoofdzakelijk aan de ideeën van Henriëtte Roland Holst gewijde bijdrage probeert Piet de Vrije vervolgens te beschrijven wat er aan de huidige vredesbeweging nieuw zou zijn. Volgens hem is dat de synthese van eerder antimilitaristische en pacifistische opvattingen. Als tegenpool van de huidige vredesbeweging ziet hij de aloude leuze ‘als je vrede wil, bereid je dan voor op oorlog’. Maar De Vrije gaat daarmee voorbij aan de nucleaire revolutie. Wapens zijn nu in de relatie tussen Oost en West absoluut geworden: ze kunnen niet gebruikt worden - feitelijk of door dreigen - om politieke en militaire voordelen te behalen. Zoals Bernard Brodie het heeft geformuleerd: ‘Kernwapens hebben alleen nut in niet-gebruik’. Daarom is nu los van pacifisme of antimilitarisme een andere leuze mogelijk en wenselijk: ‘Als je de vrede wilt, bereid je dan voor op de vrede’. Dat verwijst naar een zeer actuele tegenstelling. Aan de ene kant staan de voorstanders van een zogenaamde escalatie-overwicht-strategie, die erop neerkomt dat je in staat moet zijn om een kernoorlog te voeren om de tegenstander af te schrikken van alles dat je zou kunnen benadelen, hoe onwaarschijnlijk ook. De huidige Amerikaanse regering is die opvatting toegedaan, evenals de Sovjetunie - zij het in iets andere vorm. Aan de andere kant zijn er de voorstanders van minimale en stabiele kernbewapening, toereikend om het risico van een kernoorlog in stand te houden en de grote mogendheden daardoor te dwingen zich voorzichtig en terughoudend te gedragen en betere crisisbeheersingsprocedures te ontwikkelen. Merkwaardigerwijs komt die tegenstelling in de hele bundel niet aan de orde, terwijl het juist daarom in de huidige discussie over het Amerikaanse en Europese veiligheidsbeleid gaat. De Vrije blijft daarom in getuigenispolitiek steken.
In zijn ‘De anti-kernwapensstrategie als het doelpunt van de maand’ probeert Hans Akkermans enige ordening aan te brengen in de discussie tussen voor- en tegenstanders van nucleaire afschrikking. Dat is op zich een nuttige poging, die helaas te kort schiet, omdat ook deze auteur onvoldoende afweet van de grote variëteit van standpunten en analyses die er in het denken over kernwapenstrategie bestaan. Pas het slothoofdstuk van Ben Dankbaar over alternatieve ontwapeningsscenario's gaat weer in op beleidsvragen. Het is op zich een helder overzicht van wat de vredesbeweging in de afgelopen jaren naar voren heeft gebracht, maar daar blijft het bij. De weg die Faltas heeft geopend ziet Dankbaar niet. Zo krijgen we voor de zoveelste keer te horen dat de eenzijdige stappen die het IKV indertijd heeft bepleit, ontleend zijn aan een theorie van de Amerikaanse psycholoog Charles Osgood. Dankbaar dist dat weer eens op, zonder enige acht te slaan op de bezwaren die tegen dat GRIT zijn ingebracht onder meer door Koen Koch, Bart Tromp en mij zelf. Waarom schijnen argumenten van tegenstanders altijd genegeerd te moeten worden, zelfs als deze de vrede evenzeer toegedaan zijn als de vredesbeweging? Als de door Faltas bepleite weg van een lange mars door de instellingen wordt ingeslagen, kan dat in ieder geval niet meer.
■
daan zonderland