Vele illusies armer
Bernard Sijtsma in de DDR
Berlijn is geen Duitsland door Bernard Sijtsma Uitgever: Loeb, 199 p., f25,-
Frans de Rover
Marx en Lenin hebben bij het uitzetten van de weg die onafwendbaar leidt tot de glorieuze bevrijding der werkende massa's met diverse obstakels en omleggingen rekening gehouden, maar in hun planmatige organisatie van het menselijk geluk zagen zij minstens één hobbel over het hoofd: ook sommige werkers willen na gedane arbeid de dorst van hun moede lichaam wel eens laven aan dat van een geslachtsgenoot.
Het marxisme-leninisme (of wat daar in de praktijk voor doorgaat) onderscheidt zich in dat opzicht niet van andere totalitaire ideologieën: waar in een staat individuele vrijheid en eigen initiatief een gevaar voor de bestaande machtsstructuur heten en dientengevolge stelselmatig beknot en gekneveld (of beneveld door alcohol) moeten worden, dienen mannen en vrouwen er zeker in bed, in hun meest persoonlijke momenten, geen rare fantasieën op na te houden. Direct na zijn aankomst in Oost-Berlijn ziet de hoofdpersoon in Bernard Sijtsma's eerste roman Berlijn is geen Duitsland de arbeiders op Alexander Platz die ‘wisten waarom en waarvoor ze werkten (...) Bouwvakkers met helgele helmen op het hoofd deden hun werk. “Met verbeten ernst,” stelde ik vast, ze floten, zongen of lachten niet, “want het gaat om de socialistische opbouw. Niet meer en niet minder”.’ Gezonde, serieuze mensen dienen het recht-op-en-neer van het opbouwend heiwerk tot achter het bedgordijn te reproduceren zonder zang- of fluitspel. En wat het regime onwelgevallig is, wordt bestaansrecht ontnomen, zoals een beroemde DDR-actrice, moeder van een homoseksueel, opmerkt: ‘Maxim Gorki heeft ooit eens homosexualiteit een kapitalistische uitwas genoemd. Zo eenvoudig is dat dus. De Duitse Democratische Republiek heeft voor eeuwig een eind gemaakt aan het kapitalisme, dus ook dáár aan. Basta.’ Zonder veel wroeging zal deze vrouw haar zoon dan ook opofferen aan het systeem - een van de meest aangrijpende momenten van de roman. Ook in eerder gepubliceerde verhalen (de herziene versie van een aantal daarvan in As en regen, 1981) vormde de spanning tussen ontluikende of verborgen homo-erotische gevoelens en de rechtlijnigheid (zeg maar: de bijna ranzig-burgerlijke bekrompenheid) van het communistisch milieu een steeds terugkerend thema. In mijn bespreking van de
verhalenbundel (VN, 25-4-1981) verweet ik Sijtsma dat hij te vaak bij een opzet van lijnen zonder afloop ophield en daardoor in het stadium van taferelen bleef steken; ik betuigde mijn instemming met zijn voornemen een roman te gaan schrijven. Op het gevaar af vervelend te worden, moet mij nu echter van het hart: de roman had wel wat beknopter gekund. De belevenissen van de twintigjarige arbeidersjongen Johan Bosgra, in 1961 door de DDR uitgenodigd aan de Humboldt-Universiteit een studie geschiedenis te volgen, zijn nu zo zeer uitgesponnen, argumenten pro en contra de DDR worden in veelvuldige gesprekken met verschillende personages zo vaak in bijna dezelfde bewoordingen herhaald, dat bij lezing een zekere vermoeidheid optreedt die afbreuk doet aan de spanning. Bovendien onderbreekt Sijtsma de chrononologische loop van het verhaal viermaal met terugblikken vanuit 1981, wanneer hij met zijn vriend Peter in Oost-Berlijn de plaatsen van weleer bezoekt en constateert dat het daar allemaal nog even erg is. Maar die vertelconstructie biedt nauwelijks een extra perspectief op de kruisweg van 1961 - toen was het, en dat wordt maar al te pijnlijk duidelijk, ook al verschrikkelijk erg.