Laat staan de revolutionair
Een nieuwe verhalenbundel van Nadine Gordimer
Something Out There door Nadine Gordimer Uitgever: Jonathan Cape, 205 p., f46,15
Anthony Paul
Het eerste verhaal in de bundel van Nadine Gordimer begint met een zeer gedetailleerde beschrijving van het interieur van een huis in een Zuidafrikaans stadje. Het is sociologisch-objectief, droog van toon: ‘a livingroom with just space enough to crate a plastic-covered sofa and two chairs... a large varnished print of a horse with wild orange mane and flaring nostrils... A small refrigerator, not connected, is used to store margarine, condensed milk, tinned pilchards; there is no electricity.’ Gordimer vertelt ons waar het naar ruikt: mielie-meel, kerrie, zure pap, uien; ze vertelt hoe de bewoners zich schikken in dit bekrompen, net aan de voorschriften voldoend huisje, nummer 1907, blok C. Het is het huis van een rondtrekkende tuinman, zijn vrouw en hun ‘vijfde levende’ baby.
De mensen en het leven in de wijk worden op dezelfde nauwgezette, afstandelijke wijze gepresenteerd: Gordimer beperkt zich tot fysieke verschijningen en geeft briljante beschrijvingen van zaken, mensen en handelingen, maar doet geen enkele poging om ons in een bepaalde ervaring te laten delen: we zien hoe het leven van deze mensen is, we voelen het niet. Ze wil ons niet met haar figuren laten meeleven, ons niet in hun huid laten kruipen, want ze beschrijft mensen die zich zelf nauwelijks kennen.
Het eerste verhaal, A City of the Dead, A City of the Living, heeft daardoor meer weg van uitstekende journalistiek dan van literatuur en je leest door omdat de informatie zo boeiend is. De droge beschrijving is gelardeerd met gedachten van de vrouw: er is een vreemde in het huis, een man die op de vlucht is - hij heeft een politiebureau opgeblazen en draagt een wapen. Voor de vrouw is hij een onverklaarbare verschijning: zijn lichte huidskleur en gouden oorhanger brengen haar in verwarring en ze wordt bang - om de baby, het huis - dus verraadt ze de man. Haar laatste gedachte is: I don't know why I did it. Dat is de wanhoopsgedachte waaromheen het verhaal zich ontspint en waardoor het toch nog literatuur wordt.
Nadine Gordimer
Het is een verhaal over de geestelijke gevoelloosheid, de sprakeloosheid en mentale armoede die een politiestaat zijn burgers oplegt. Onder politieterreur raakt de meerderheid van de slachtoffers geestelijk even bankroet als de onderdrukkers en de beschermde, gegoede klassen in de buitenwijken, die zo graag onschuldig zouden willen zijn. Maar in Zuid-Afrika - in het land dat, met gezag, door Zuidafrikaanse schrijvers wordt beschreven, bedoel ik - bestaat politieke onschuld niet: en menselijke genegenheid, liefde, wordt aan de bron vergiftigd. Alleen de revolutionair heeft zich zelf ontsmet, maar de prijs die hij daarvoor betaalt is uiteraard vreselijk hoog. Blanke revolutionairen zijn een geval apart, wat al blijkt uit het feit dat ze zo'n grote nieuwswaarde hebben: in het titelverhaal lezen we dat ‘een blanke revolutionair (voor de media) twintig zwarte waard is’. Het zijn mensen die zich zelf omwille van een humaan idee tot onmenselijke isolatie veroordelen; ze hebben meer te verliezen dan hun zwarte broeders en niets te winnen bij een revolutie waarin voor hen geen plaats is. De schrijfster, die de maatschappij die haar heeft voortgebracht volstrekt verwerpt, leeft in een vergelijkbaar duidelijk en pijnlijk isolement.